I. overwegende dat de geofysische gesteldheid van het Adriatische bekken, vooral in het noordelijke deel daarvan, in hoofdzaak bestaat uit ondiepe wateren met zandige bodem, die pas vele mijlen uit de kust dieper worden, terwijl de kenmerken van het Ionische bekken lijken op die van de rest van de Middellandse Zee, en met name de GDG's (GFCM-geografische subzones) 18 en 19, die tot 2000 meter diep zijn;
I. considérant que, d'un point de vue géophysique, surtout dans la partie septentrionale, le bassin de la mer Adriatique est constitué essentiellement de fonds peu profonds et sablonneux, qui n'atteignent leurs plus grandes profondeurs qu'à plusieurs milles des côtes, et que le bassin de la mer Ionienne possède des caractéristiques semblables à celles du reste, beaucoup plus profond, de la Méditerranée, et en particulier dans les GSA (sous-régions géographiques de la CGPM) 18 et 19, dont la profondeur peut atteindre 2 000 mètres;
