Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn arrest van 13 december 2001 in zaak C-317/99 van Kloosterboer Rotterdam BV tegen minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (3) verklaard dat artikel 3, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, en houdende vaststelling van deze rechten en intrekking van Verordening
nr. 163/67/EEG (4) ongeldig is, voor zover daarin is bepaald, dat het daarin genoemde aanvullende recht in beginsel wordt vastges
...[+++]teld op basis van de representatieve prijs bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1484/95 en dat dit recht slechts op basis van de cif-invoerprijs van de betrokken zending wordt vastgesteld, indien de importeur daarom verzoekt.Dans son arrêt du 13 décembre 2001 dans le cadre de l'affaire C-317/99 Kloosterboer Rotterdam BV contre Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (3), la Cour de justice des Communautés européennes a jugé que l'article 3, paragraphes 1 et 3, du règlement (CE) no 1484/95 de la Commission du 28 juin 1995 portant modalités d'application du régime relatif à l'application des droits additionnels à l'importation et fixant des droits additionnels à l'importation, dans les secteurs de la viande de volaille et des œufs ainsi que po
ur l'ovalbumine, et abrogeant le règlement no 163/67/CEE (4), est invalide en tant qu'il dispose que le droit a
...[+++]dditionnel y visé est en principe établi sur la base du prix représentatif prévu à l'article 2, paragraphe 1, du règlement (CE) no 1484/95 et que ce droit n'est établi sur la base du prix à l'importation caf de l'expédition concernée que si l'importateur en fait la demande.