Traduction de «waren febriele neutropenie » (Néerlandais → Français) :

TERMINOLOGIE

febriele neutropenie
neutropénie fébrile

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

waren febriele neutropenie (gering aantal witte bloedcellen gepaard met koorts), angst, hoofdpijn,
été les suivants: neutropénie fébrile (faible numération de globules blancs accompagnée de fièvre),

Hematologische bijwerkingen De meest frequent gemelde hematologische bijwerkingen geassocieerd met Dacogen-behandeling waren febriele neutropenie, trombocytopenie, neutropenie, anemie en leukopenie.
Effets indésirables hématologiques Les effets indésirables hématologiques les plus fréquemment rapportés associés à un traitement par Dacogen ont inclus : neutropénie fébrile, thrombocytopénie, neutropénie, anémie et leucopénie.

De meest frequent voorkomende bijwerkingen (≥5%) ≥ graad 3 in de JEVTANA groep waren neutropenie (81,7%), leukopenie (68,2%), anemie (10,5%), febriele neutropenie (7,5%), diarree (6,2%).
Les effets indésirables les plus fréquents (≥5%) de grade ≥3 dans le groupe JEVTANA étaient les neutropénies (81,7%), les leucopénies (68,2%), l’anémie (10,5%), les neutropénies fébriles (7,5%), les diarrhées (6,2%).

De meest voorkomende graad 3/4-bijwerkingen (≥ 20%) waren pneumonie, trombocytopenie, neutropenie, febriele neutropenie en anemie.
Les effets indésirables de Grade 3/4 les plus fréquents (≥ 20%) ont inclus : pneumonie, thrombocytopénie, neutropénie, neutropénie fébrile et anémie.

Bij 5% van de patiënten die resistent of intolerant waren voor een voorafgaande behandeling met imatinib en die werden behandeld met SPRYCEL werd geneesmiddelgerelateerde febriele neutropenie gemeld.
Une neutropénie fébrile liée au médicament a été rapportée chez 5% des patients résistants ou intolérants à un traitement antérieur par imatinib traités par SPRYCEL.

De meest voorkomende ernstige bijwerkingen > 1% (tijdens de behandeling optredende frequenties) waren pancreatitis (5,1%), buikpijn (3,6%), pyrexie (3,3%) anemie (2,9%), febriele neutropenie (2,9%), verlaagd aantal bloedplaatjes (2,9%), myocardinfarct (2,9%), diarree (1,6%), verhoogde lipaseactiviteit (1,3%), verlaagd aantal neutrofielen (1,3%) en pancytopenie (1,3%).
Les effets indésirables graves les plus fréquents > 1 % (fréquences des effets apparus sous traitement) étaient les suivants : pancréatite (5,1 %), douleurs abdominales (3,6 %), pyrexie (3,3 %), anémie (2,9 %), neutropénie fébrile (2,9 %), réduction du taux de plaquettes sanguines (2,9 %), infarctus du myocarde (2,9 %), diarrhée (1,6 %), augmentation du taux de lipase (1,3 %), diminution du nombre de neutrophiles (1,3 %) et pancytopénie (1,3 %).

Bij bijna alle patiënten (98%) trad minimaal één bijwerking op die naar mening van de onderzoeker was gerelateerd aan clofarabine. De meest frequent gerapporteerde bijwerkingen waren misselijkheid (61% van de patiënten), overgeven (59%), febriele neutropenie (35%), hoofdpijn (24%), huiduitslag (21%, diarree (20%), jeuk (20%), pyrexie (19%), palmoplantaire erythrodysesthesie (15%), vermoeidheid (14%), onrust (12%), ontstekingen van de mucosa (11%) en blozen (11%).
d’érythrodysesthésie palmo-plantaire (15 %), fatigue (14 %), anxiété (12 %), inflammation muqueuse (11 %) et bouffées congestives (11 %).