Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «waren de percentages gleason » (Néerlandais → Français) :

In een 4 jaar durende BPH-studie (CombAT) zonder protocolgestuurde biopsies en waar alle diagnoses van prostaatkanker steunden op gemotiveerde biopsies, waren de percentages Gleason 8-10 kanker (n=8; 0,5%) voor dutasteride, (n=11; 0,7%) voor tamsulosine en (n=5; 0,3%) voor combinatiebehandeling.

Dans une étude de 4 ans de l’HBP (CombAT) dans laquelle il n’y a pas eu de biopsies exigées par le protocole et où tous les diagnostics de cancer de la prostate s’appuyaient sur des biopsies réalisées pour un motif particulier, les taux de cancer de grade Gleason 8-10 étaient de (n=8 ; 0,5 %) pour le dutastéride, (n=11 ; 0,7 %) pour la tamsulosine et (n=5 ; 0,3 %) pour le traitement combiné.


Echter, voor 3 proces KI waren de percentages erg laag: het percentage patiënten met cStadium I-III met een gerapporteerde circumferentiële resectiemarge (cCRM, 26%), de nauwkeurigheid van cM0 stadiëring (6%) en het percentage patiënten met stadium I dat neoadjuvante radio(chemo) therapie kregen (17%).

Toutefois, 3 IQC de processus ont obtenu des résultats très faibles: le pourcentage de patients en stade clinique I-III pour lesquels une marge de résection circonférentielle a été rapportée (cCRM, 26%), la correction de la stadification clinique M0 (6%) et le pourcentage de patients en stade I ayant reçu un traitement néoadjuvant radio(chimio)thérapie (17%).


Een farmacokinetische populatieanalyse -analyse van klinische studies omvatte 101 vrouwelijke en 169 mannelijke patiënten voor wie nadir neutrofielentellingen beschikbaar waren en 110 vrouwelijke en 174 mannelijke patiënten voor wie nadir bloedplaatjestellingen beschikbaar waren. Er waren hogere percentages van Graad 4 neutropenie (ANC < 0,5 x 10 9 /l), 12 % vs 5 %, en trombocytopenie (< 20 x 10 9 /l), 9 % vs 3 %, bij vrouwen vs mannen in de eerste behandelingscyclus.

de neutropénie de Grade 4 (PNN < 0,5 x 10 9 /l), 12 % vs 5 %, et de thrombocytopénie (< 20 x 10 9 /l), 9 % vs 3 %, chez les femmes vs chez les hommes durant le premier cycle du traitement.


Voor de 5 mg dosis waren deze percentages respectievelijk 70% en 36% en voor placebo respectievelijk 31% en 8%.

Pour une dose de 5 mg, les résultats étaient respectivement de 70 % et 36 % et pour le placebo de 31 % et 8 % respectivement.


Pretherapeutische stimulatie Bij een vergelijkend onderzoek met 60 evalueerbare patiënten, waren de percentages van een geslaagde ablatie van schildklierresten met 100 mCi (3,7 GBq) (± 10%) radioactief jood bij patiënten met schildklierkanker en na thyreoïdectomie vergelijkbaar voor patiënten behandeld na onttrekking van thyroid hormoon versus patiënten behandeld na toediening van Thyrogen.

Stimulation en préparation à l’ablation Une étude comparative portant sur 60 patients à faible risque a montré que le taux de réussite de l’ablation des reliquats thyroïdiens par 100 mCi/ 3,7 GBq (±10%) d’iode radioactif chez les patients thyroïdectomisés ayant un cancer de la thyroïde était comparable chez les patients traités après arrêt des hormones thyroïdiennes et chez les patients traités après administration de Thyrogen.


In week 48 waren de percentages van patiënten met HIV RNA < 50 kopieën/ml 63%, 80% en 86% voor de ZDV/3TC/ABC-, ZDV/3TC/EFV- en ZDV/3TC/ABC/EFV-groepen, respectievelijk.

Les 2 autres bras ont été poursuivis en maintenant l’aveugle. Après une période de suivi médiane de 144 semaines, 25 % des sujets du bras ZDV/3TC/ABC/EFV et 26 % des sujets du bras ZDV/3TC/EFV se sont avérés en échec virologique.


ZDV/3TC/ABC. Na een mediane follow-up periode van 32 weken werd aangetoond dat de triple therapie met de drie nucleosides ZDV/3TC/ABC virologisch inferieur was aan de twee andere behandelgroepen ongeacht de basaalwaarde van de virale lading (< of > 100.000 kopieën/ml) met een virologisch falen (HIV RNA > 200 kopieën/ml) bij 26% van de patiënten uit de ZDV/3TC/ABCgroep, bij 16% uit de ZDV/3TC/EFV-groep en bij 13% uit de groep met combinatie van vier middelen. In week 48 waren de percentages van patiënten met HIV RNA < 50 kopieën/ml 63%, 80% en 86% voor de ZDV/3TC/ABC-, ZDV/3TC/EFV- en ZDV/3TC/ABC/EFV-groepen, respectievelijk.

A la semaine 48, la proportion de sujets ayant une charge virale (ARN - VIH) < 50 copies/ml était respectivement de 63 %, 80 % et 86 % dans les bras ZDV/3TC/ABC, ZDV/3TC/EFV et ZDV/3TC/ABC/EFV. Le Comité de Suivi des Données de Tolérance de l'étude (DSMB) a dès lors décidé d'arrêter le bras ZDV/3TC/ABC en raison du nombre plus élevé de sujets en échec virologique.


In 2010 (het jaar voorafgaand aan de wijzigingen van de wetgeving en de controle), waren die percentages respectievelijk 78,3% en 58,2%.

Plus globalement, fin 2012, sur les 8.183 patients en vie, 3.805 sont en traitement (46,5%) alors qu’en 2010, ils étaient 5.317 sur 7.658 (69,4%) (graphique 1).


In een prospectieve gerandomiseerde veiligheidsstudie van 24 weken met patiënten van 60 jaar of ouder of die een voorgeschiedenis van gastroduodenale zweren hadden (met uitzondering van acetylsalicylzuur-gebruikers), waren de percentages van patiënten met verminderingen van hemoglobine (≥ 2/dl) en/of hematocriet (≥S 10%) van vastgestelde of veronderstelde gastro-intestinale oorsprong, lager bij patiënten die behandeld werden met celecoxib 200 mg tweemaal daags (N=2238) dan bij patienten die behandeld werden met diclofenac SR 75 mg tweemaal daags en omeprazol 20 mg eenmaal daags (N=2246) (0,2% tegen 1,1% voor een vastgestelde gastro-intes ...[+++]

Dans une étude prospective de sécurité, randomisée, de 24 semaines avec des patients âgés de 60 ans ou plus ou qui avaient des antécédents d’ulcères gastroduodénaux (exception faite des utilisateurs d’ASA), les pourcentages de patients ayant des diminutions d’hémoglobine (≥ 2/dl) et/ou d’hématocrite (≥ 10%) d’origine gastro-intestinale définie ou présumée, étaient plus bas chez les patients traités avec du célécoxib 200 mg deux fois par jour (N = 2238) que chez les patients traités avec du diclofénac SR 75 mg deux fois par jour et de l’oméprazole 20 mg une fois par jour (N=2246) (0,2% contre 1,1% pour une origine gastro-intestinale défin ...[+++]


Bijkomende voorgespecificeerde analyses waren de Quality of Well- Being-score, technisch succes van de ingreep, en het percentage heropname in het ziekenhuis.

D’autres analyses complémentaires préalablement spécifiées étaient : l’indice de bien-être, la réussite technique et le taux de réadmission.




datacenter (28): www.wordscope.be (v4.0.br)

'waren de percentages gleason' ->

Date index: 2023-02-14
w