Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «virologisch falen door rebound ondervonden » (Néerlandais → Français) :

Virussen geïsoleerd uit patiënten op PREZISTA/rtv 600/100 mg tweemaal daags die virologisch falen door rebound ondervonden, die bij het begin van de studie gevoelig waren voor tipranavir, bleven in een grote meerderheid van de gevallen na behandeling gevoelig voor tipranavir.

Les virus isolés chez des patients en échec virologique par rebond sous PREZISTA/rtv 600/100 mg deux fois par jour qui étaient sensibles au tipranavir à l’inclusion sont restés sensibles au tipranavir après traitement dans la grande majorité des cas.


Volgens het TLOVR niet-virologisch falen gecensureerd algoritme, vertoonden 24 (30,0%) patiënten virologisch falen; 17 (21,3%) van deze patiënten waren rebounders en 7 (8,8%) patiënten waren non-responders.

Selon l’algorithme TLOVR excluant les échecs non virologiques, 24 (30,0%) des patients ont été en échec virologique dont 17 (21,3%) après rebond et 7 (8,8%) non répondeurs.


Bij nog niet eerder behandelde patiënten Resistentie-uitkomsten, waaronder kruisresistentie tegen andere NNRTI’s, bij patiënten die rilpivirinehydrochloride ontvingen in combinatie met emtricitabine/tenofovirdisoproxilfumaraat in fase III-onderzoeken (gepoolde gegevens van C209 en C215) en virologisch falen ondervonden, worden hieronder weergegeven in tabel.

Chez les patients naïfs de tout traitement Les données de résistance, y compris de résistance croisée à d’autres INNTI, observées chez les patients traités par le chlorhydrate de rilpivirine en association avec emtricitabine/fumarate de ténofovir disoproxil dans les études de phase III (données groupées des études C209 et C215) et présentant un échec virologique, sont indiquées dans le tableau 3 ci-dessous.


Genotypische analyse werd uitgevoerd op isolaten van 86 patiënten die niet eerder behandeld werden met antiretrovirale middelen. Deze patiënten staakten de VERxVE studie (1100.1486) na het optreden van virologisch falen (rebound, gedeeltelijke respons), als gevolg van een bijwerking of omdat een voorbijgaande toename van de viral load optrad gedurende de studie.

Une analyse génotypique a été effectuée sur des isolats provenant de 86 patients naïfs de traitements antirétroviraux ayant interrompu l’étude VERxVE (1100.1486) après avoir présenté un échec virologique (rebond, réponse partielle), ou à la suite d’un événement indésirable ou ayant présenté une augmentation transitoire de la charge virale au cours de l’étude.


Rebounders 39 (11,4%) 11 (3,7%) 11 (3,7%) 16 (5,4%) Personen zonder 16 (4,7%) 54 (18,4%) 43 (14,5%) 15 (5,0%) suppressie ooit Aantal personen met virologisch falen en gepaarde baseline/endpoint genotypes, die bij eindpunt mutaties b ontwikkelden, n/N Primaire (belangrijke) PImutaties 0/10 1/60 0/42 6/28

Rebonds 39 (11,4%) 11 (3,7%) 11 (3,7%) 16 (5,4%) Absence de réponse 16 (4,7%) 54 (18,4%) 43 (14,5%) 15 (5,0%) Nombre de sujets en échec virologique, avec des données génotypiques à l’inclusion et au moment de l’échec, ayant développé des mutations b , n/N


Er mag bij patiënten geen virologisch falen zijn opgetreden bij eerdere antiretrovirale therapie en het moet bekend zijn dat patiënten voor het begin van hun eerste antiretrovirale behandeling niet geïnfecteerd waren door virusstammen met mutaties die een significante resistentie veroorzaken tegen een van de drie componenten van Atripla (zie rubrieken 4.4 en 5.1).

Les patients ne doivent pas avoir présenté d’échec virologique avec un traitement antirétroviral antérieur et il doit être établi que ces patients n’ont pas archivé, avant l’initiation de leur premier traitement antirétroviral, de souches virales mutantes conférant une résistance significative à l’un des trois composants d’Atripla (voir rubriques 4.4 et 5.1).


Dit kan resulteren in virologisch falen en ontwikkeling van resistentie. Bij pogingen om de verminderde blootstelling te compenseren door verhoging van de dosis van andere proteaseremmers met een lage dosis ritonavir, werd een hoge frequentie van leverreacties waargenomen (inductie van CYP450-enzymen). rifabutine AUC ** ↑ 55% rifabutine C ** min ↑ ND rifabutine C ** max ↔ darunavir AUC ↑ 53% darunavir C min ↑ 68% darunavir C max ↑ 39%

Lors d’essais, avec d’autres antiprotéases associées à une faible dose de ritonavir, visant à compenser cette diminution d’exposition par une augmentation de dose, une fréquence élevée de réactions hépatiques a été observée (induction de l’enzyme CYP450) rifabutine ASC ** ↑ 55% rifabutine C ** min ↑ ND rifabutine C ** max ↔ darunavir ASC ↑ 53% darunavir C min ↑ 68% darunavir C max ↑ 39%


w