Die verhouding ligt aanzienlijk lager bij de beroepsbeoefenaars die het recht hebben om prestaties te verrichten (17%), wat bevestigt, als dat nodig zou zijn, dat men zijn activiteiten op latere leeftijd afbouwt.
Cette proportion est nettement moindre que celle parmi les effectifs en droit de prester (17%), confirmant, si besoin, la diminution d’activité aux âges avancés.