Daarnaast dient de voorzitter na te gaan of de samenstelling van het college, in de geest van de beklaagde of van derden, geen gewettigde verdenking van onpartijdigheid kan wekken.
En outre, le président doit vérifier si la composition du collège n’est pas de nature, en apparence, de susciter dans l’esprit de prévenu ou des tiers une suspicion légitime d’impartialité.