De toediening van dit geneesmiddel dient stopgezet te worden bij het voorkomen van oogstoornissen (diplopie, verminderd gezichtsvermogen, vasculaire letstels van de retina), klinische tekenen van arteriële of veneuze thrombo-embolische accidenten of ernstige en ongewone hoofdpijn.
L’administration de ce médicament doit être arrêtée en cas de survenue de troubles oculaires (diplopie, altération de la vue, lésions vasculaires de la rétine), de signes cliniques d’accidents thromboemboliques artériels ou veineux ou de céphalées sévères ou inhabituelles.