Indien er reacties optreden waarvan wordt gedacht dat deze verband houden met de toediening van ReFacto AF, dient de infusiesnelheid te worden verlaagd of dient de infusie te worden stopgezet, afhankelijk van de respons van de patiënt (zie rubriek 4.4).
Si des réactions apparemment liées à l’administration de ReFacto AF apparaissent, l'injection doit être ralentie ou arrêtée, en fonction de l’état clinique du patient (voir rubrique 4.4).