Traduction de «to monitor the prevalence » (Néerlandais → Français) :

A national MRSA surveillance program was launched in collaboration with the federal Scientific Institute of Public Health and the reference laboratory for staphylococci (ULB-Erasme) to monitor the prevalence and incidence of MRSA in Belgian hospitals 22 and a decrease was observed after more than 80 % of the hospitals had adopted the national guidelines.
Un programme national de surveillance de MRSA a été lancé en collaboration avec l'Institut scientifique fédéral de Santé publique et le laboratoire de référence pour les staphylocoques (ULB-Erasme) afin de surveiller la prévalence et l’incidence de MRSA dans les hôpitaux belges 22 .

Tabel 2 : Bron van voor loodgehalten gebruikte gegevens Product Bron voor « Umicore » zones Bron voor de rest van België Fruit (norm 100) SCOOP tabel 4.28 SCOOP tabel 4.28 Aardbeien (norm 200) FAVV ( « Umicore » zones) FAVV - Monitoring (2002) Groenten (norm 100) FAVV (« Umicore » zones) SCOOP tabel 4.28 Groenten (norm 300) FAVV ( « Umicore » zones) SCOOP tabel 4.28 Aardappelen FAVV (zone 1 tot 5 – « Umicore ») SCOOP tabel 4.28 Graanmeel Geen gegevens Geen gegevens Rund, vlees FAVV (zone 1 tot 5 – « Umicore ») FAVV (zone 5) Rund, nieren FAVV (zone 1 tot 5 – « Umicore ») FAVV (zone 5) Rund, lever FAVV (zone 1 tot 5 – « Umicore ») FAVV (zone 5) Zeevis Geen gegevens Geen gegevens Zoetwatervis FAVV - Monitoring (2003) FAVV – Monitoring (2003) Schaaldieren, tweekleppige weekdieren, cephalopoden Geen gegevens Geen gegevens
Tableau 2 : Source des données utilisées pour les teneurs en plomb Denrée Source pour les zones « Umicore » Source pour le reste de la Belgique Fruits (norme 100) SCOOP tableau 4.28 SCOOP tableau 4.28 Fraises (norme 200) AFSCA (zones « Umicore ») AFSCA - Monitoring (2002) Légumes (norme 100) AFSCA (zones « Umicore ») SCOOP tableau 4.28 Légumes (norme 300) AFSCA (zones « Umicore ») SCOOP tableau 4.28 Pommes de terre AFSCA (zone 1 à 5 – « Umicore ») SCOOP tableau 4.28 Farine de céréales Pas de données Pas de données Bovin, viande AFSCA (zone 1 à 5 – « Umicore ») AFSCA (zone 5) Bovin, reins AFSCA (zone 1 à 5 – « Umicore ») AFSCA (zone 5) Bovin, foie AFSCA (zone 1 à 5 – « Umicore ») AFSCA (zone 5) Poisson de mer Pas de données Pas de données Poisson d’eau douce AFSCA - Monitoring (2003) AFSCA – Monitoring (2003) Crustacés, bivalves, céphalopodes Pas de données Pas de données Lait SCOOP tableau 4.28 SCOOP tableau 4.28

Er worden aan het Wetenschappelijk Comité volgende vragen gesteld: i) Dient de bemonstering van de pootgoedpercelen vastgesteld te worden op 100 %? ii) Betreffende de bemonsteringsintensiteit per perceel: dient deze rekening te houden met de klasse 1 van het pootgoed (klassen S, SE, E, A, B)? iii) Hoe wordt de mogelijkheid geëvalueerd om de intensiteit van de bemonstering van gecertificeerd pootgoed te verminderen t.o.v. het aantal dat voor de monitoring van 2006 gepland is in functie van de resultaten van de monitoring van 2004 (geen positieve resultaten voor Clavibacter, of Ralstonia) alsook de monitoring voor 2005 (één positieve voor Ralstonia op hoevepootgoed)?
Les questions suivantes sont posées au Comité scientifique : i) L'échantillonnage des parcelles de plants doit-il être fixé à 100 % ? ii) Concernant l'intensité d'échantillonnage par parcelle : doit-elle tenir compte de la classe 1 des plants (classes S, SE, E, A, B) ? iii) Comment est évaluée la possibilité de réduire l'intensité de l'échantillonnage des plants certifiés par rapport au nombre qui a été programmé pour le monitoring de 2006 en fonction des résultats du monitoring de 2004 (pas de résultats positifs pour Clavibacter, ni pour Ralstonia) ainsi que du monitoring de 2005 (un résultat positif pour Ralstonia sur des plants fermiers) ?

Vraag 3 : Hoe wordt de mogelijkheid beoordeeld om de intensiteit van de bemonstering van gecertificeerd pootgoed te verminderen t.o.v. het aantal dat voor de monitoring van 2006 gepland is in functie van de resultaten van de monitoring van 2004 (geen positieve resultaten voor Clavibacter, of Ralstonia) alsook de monitoring voor 2005 (één positieve voor Ralstonia op hoevepootgoed)?
Question 3 : Comment est évaluée la possibilité de réduire l'intensité de l'échantillonnage des plants certifiés par rapport au nombre qui a été programmé pour le monitoring de 2006 en fonction des résultats du monitoring de 2004 (pas de résultats positifs pour Clavibacter, ni pour Ralstonia) ainsi que du monitoring de 2005 (un résultat positif pour Ralstonia sur des plants fermiers) ?

Gezamenlijke evaluatie en monitoring (JAMP – Joint Assessment and Monitoring Programme)
Évaluation et monitoring commun (JAMP – Joint Assessment and Monitoring Programme)

- stralingsbeschermingsprocedures, waaronder: ▪ monitoring van het personeel; ▪ monitoring van de installaties (beddengoed, materiaal, kamer na de
- procédures de radioprotection, comprenant: ▪ monitoring du personnel; ▪ monitoring des installations (linge, matériel, chambre après

Pelliccia A, Culasso F, Di Paolo FM, Accettura D, Cantore R, Castagna W et al. Prevalence of abnormal electrocardiograms in a large, unselected population undergoing preparticipation cardiovascular screening.
Pelliccia A, Culasso F, Di Paolo FM, Accettura D, Cantore R, Castagna W et al. Prevalence of abnormal electrocardiograms in a large, unselected population undergoing pre-participation cardiovascular screening.

Gokdemir, 2010 ERS communication: Prevalence of asthma and atopy in elite child swimmers (T) (Gokdemir, 2010) Geen correlatie is gevonden tussen de totale blootstelling aan het zwembadmilieu en de allergische ziekten: astma, rhinitis en eczema.
Gokdemir, 2010 ERS communication: Prevalence of asthma and atopy in elite child swimmers (T) (Gokdemir, 2010) Aucune corrélation n’a été trouvée entre l’exposition totale à l’environnement de la piscine et les maladies allergiques: asthme, rhinite et eczéma.

Analysis according to degree of urbanisation “The prevalence of depressive disorders does not vary significantly according to the level of urbanisation of the surroundings (7% to 8%).
Analyse par degré d’urbanisation « La prévalence des troubles dépressifs ne varie pas de manière significative en fonction du degré d’urbanisation du milieu de vie (7 % à 8 %).

For men the prevalence of these disorders is 4% amongst 14-34 year-olds and then stabilises at around 6 to 7% until the age of 75. Above this age, 8% of men experience depressive disorders.
Au-delà de cet âge, 8 % des hommes connaissent des troubles dépressifs.