Traduction de «telithromycine en nefazodon is gecontraindiceerd » (Néerlandais → Français) :

Een krachtige CYP3A4-inhibitor (ketoconazol 200 mg tweemaal per dag) veroorzaakte een verhoging van 441% van de AUC van eplerenone (zie rubriek 4.3). Gelijktijdig gebruik van eplerenone met krachtige CYP3A4-inhibitoren zoals ketoconazol, itraconazol, ritonavir, nelfinavir, clarithromycine, telithromycine en nefazodon is gecontraindiceerd (zie rubriek 4.3).
Un inhibiteur puissant du CYP3A4 (kétoconazole 200 mg deux fois par jour) a provoqué une augmentation de 441 % de l’ASC de l’éplérénone (voir rubrique 4.3).

Daarom is, wat CYP3A4-remmers betreft, gelijktijdig gebruik van simvastatine met itraconazol, ketoconazol, fluconazol, posaconazol, hiv-proteaseremmers (bijv. nelfinavir), erythromycine, clarithromycine, telithromycine en nefazodon gecontra-indiceerd (zie rubrieken 4.3 en 4.5).
Par conséquent, en ce qui concerne les inhibiteurs du CYP3A4, l’utilisation concomitante de simvastatine et d’itraconazole, de kétoconazole, de fluconazole, de posaconazole, d’inhibiteurs de protéase du VIH (par ex. nelfinavir), d’érythromycine, de clarithromycine, de télithromycine et de néfazodone est contre-indiquée (voir rubriques 4.3 et 4.5).

Gelijktijdige toediening van krachtige CYP3A4-remmers (zoals itraconazol, ketoconazol, fluconazol, posaconazol, hiv-proteaseremmers (bijv.nelfinavir), erythromycine, clarithromycine, telithromycine en nefazodon) (zie rubriek 4.5)
Administration concomitante d’inhibiteurs puissants du CYP3A4 (par ex. itraconazole, kétoconazole, fluconazole, posaconazole, inhibiteurs de protéase du VIH (par ex. nelfinavir), érythromycine, clarithromycine, télithromycine et néfazodone) (voir rubrique 4.5).

Daarom is gelijktijdig gebruik met itraconazol, ketoconazol, fluconazol, posaconazol, hivproteaseremmers (bijv. nelfinavir), erythromycine, clarithromycine, telithromycine en nefazodon gecontra-indiceerd.
L’utilisation concomitante d’itraconazole, de kétoconazole, de fluconazole, de posaconazole, d’inhibiteurs de protéase du VIH (par ex. nelfinavir), d'érythromycine, de clarithromycine, de télithromycine et de néfazodone est donc contre-indiquée.

U gebruikt geneesmiddelen voor schimmelinfecties (zoals itraconazol, ketoconazol, posaconazol), HIV-proteaseremmers (zoals indinavir, nelfinavir, ritonavir en saquinavir), antibiotica (zoals erythromycine, clarithromycine, telithromycine) of nefazodon dat gebruikt wordt voor de behandeling van depressie (Zie Rubriek 2 ‘Neemt u nog andere geneesmiddelen in?’).
si vous prenez des médicaments pour traiter des infections fongiques (p. ex. itraconazole, kétoconazole, posaconazole), des inhibiteurs de la protéase du VIH (p. ex. indinavir, nelfinavir, ritonavir et saquinavir), des antibiotiques (tels que l’érythromycine, la clarithromycine, la télithromycine) ou de la néfazodone qui est un médicament utilisé pour traiter la dépression (voir rubrique 2 « Autres médicaments et Simvateva »).

Op basis van de interactiestudie met pompelmoessap, kan niet worden uitgesloten dat de gelijktijdige toediening van sertraline en krachtige CYP3A4-remmers zoals proteaseremmers, ketoconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol, clarithromycine, telithromycine en nefazodon zouden kunnen resulteren in nog sterkere toenamen van de sertralineblootstelling.
Sur la base de l'étude d'interaction menée avec le jus de pamplemousse, il ne peut pas être exclu que l'administration concomitante de sertraline et de puissants inhibiteurs du CYP3A4, p. ex. inhibiteurs de protéase, kétoconazole, itraconazole, posaconazole, voriconazole, clarithromycine, télithromycine et néfazodone, puisse entraîner des augmentations encore plus fortes de l'exposition à la sertraline.

Patiënten die kaliumsparende diuretica, kaliumsupplementen of krachtige CYP3A4-inhibitoren krijgen zoals itraconazol, ketoconazol, ritonavir, nelfinavir, clarithromycine, telithromycine en nefazodon (zie rubriek 4.5)
Patients recevant des diurétiques d’épargne potassique, des suppléments potassiques ou des inhibiteurs puissants du CYP3A4 tels que l'itraconazole, le kétoconazole, le ritonavir, le nelfinavir, la clarithromycine, la télithromycine et la néfazodone (voir rubrique 4.5).