Traduction de «probenecide de renale » (Néerlandais → Français) :

TERMINOLOGIE

allergie voor probenecid
allergie au probénécide

product dat probenecid bevat
produit contenant du probénécide

product dat enkel probenecid in orale vorm bevat
produit contenant seulement du probénécide sous forme orale

intoxicatie door probenecid
intoxication par le probénécide

product dat colchicine en probenecid bevat
produit contenant de la colchicine et du probénécide

product dat probenecid in orale vorm bevat
produit contenant du probénécide sous forme orale

azotemische osteodystrofie | phosphate-losing tubulusaandoeningen | renale | kleine gestalte | renale | rachitis
Insuffisance staturale d'origine rénale Ostéodystrophie azotémique Rachitisme rénal Tubulopathies avec fuite phosphatée

renale tubulusacidose NNO | secundaire hyperparathyroïdie van renale oorsprong | syndroom van Lightwood-Albright
Acidose tubulaire SAI Hyperparathyroïdie secondaire d'origine rénale Syndrome de Lightwood-Albright

renale aantasting bij scleroderma
atteinte rénale dans la sclérodermie

RCC - renal cell carcinoma
carcinome rénal

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Concomitant gebruik wordt niet aanbevolen Probenecide De renale klaring van cefazoline vermindert als tevens probenecide wordt gegeven.
Utilisation concomitante non recommandée Probénécide La clairance rénale de la céfazoline est réduite lorsque du probénécide est administré en parallèle.

Na toediening van 1.000 mg valaciclovir verlagen cimetidine en probenecide de renale klaring van aciclovir en verhogen ze de AUC van aciclovir met respectievelijk ongeveer 25% en 45% door inhibitie van de actieve renale secretie van aciclovir.
Après administration de 1000 mg de valaciclovir, la cimétidine et le probénécide réduisent la clairance rénale de l’aciclovir et augmentent respectivement l’AUC de l’aciclovir d’environ 25% et 45%, en inhibant la sécrétion rénale active de l’aciclovir.

Na toediening van 1.000 mg valaciclovir, reduceerden cimetidine en probenecide de renale klaring van aciclovir en verhoogden de AUC van aciclovir met respectievelijk ongeveer 25% en 45%. Dit gebeurt via remming van de actieve renale uitscheiding van aciclovir.
Après administration de 1000 mg de valaciclovir, la cimétidine et le probénécide, via l’inhibition de la sécrétion rénale active de l’aciclovir, diminuent la clairance rénale de l’aciclovir et augmentent l’ASC de l’aciclovir d’environ 25 % et 45 %, respectivement.

Probenecid Er werd aangetoond dat probenecid (500 mg viermaal per dag), een middel dat de renale tubulaire secretie blokkeert, de renale klaring van de primaire metaboliet remt, maar niet van levetiracetam.
Probénécide On a constaté que le probénécide (500 mg quatre fois par jour), un inhibiteur de la sécrétion rénale tubulaire, inhibe la clairance rénale du métabolite principal mais pas celle du lévétiracétam.

Probenecide Van probenecide (vier maal daags 500 mg), een middel dat de renale tubulaire secretie blokkeert, is aangetoond dat het de renale klaring remt van de primaire metaboliet maar niet van levetiracetam.
Probénécide Le probénécide (500 mg quatre fois par jour), inhibiteur de la sécrétion tubulaire rénale, s’est avéré inhiber la clairance rénale du métabolite principal mais pas celle du lévétiracétam.

Cefotaxime/probenecid Gelijktijdige toediening van probenecid leidt tot hogere en langer aangehouden cefotaximeconcentraties in het serum door remming van de renale klaring.
Céfotaxime/probénécid L’administration concomitante de probénécid induit une élévation et une plus longue persistance des concentrations sériques de céfotaxime, par inhibition de la clairance rénale.

Probenecide Co-medicatie van probenecide en oraal ganciclovir resulteerde in een statistisch significante vermindering van de renale ganciclovirklaring (20 %) hetgeen leidde tot een statistisch significant toegenomen blootstelling (40 %).
Probénécide L’administration de probénécide et de ganciclovir per os a entraîné à une diminution statistiquement significative de la clairance rénale du ganciclovir (20 %), provoquant une augmentation statistiquement significative de l’exposition au ganciclovir (40 %).