Die regels zijn toegevoegd opdat borstprothesen ingeplant na preventieve mammectomie of een eenzijdige ernstige aangeboren hypoplastie kunnen worden aangerekend door gelijkstelling met de verstrekking betreffende de borstprothesen na totale mammectomie of unilaterale agenesie of wegens sequellen van een mutilerende ingreep op een borst, mogelijk te maken.
Ces règles ont été ajoutées afin de permettre l’attestation des prothèses mammaires implantées après mammectomie préventive ou lors d’une hypoplasie congénitale majeure unilatérale par assimilation, avec la prestation relative aux prothèses mammaires après mammectomie totale ou agénésie unilatérale ou pour séquelles d’interventions mutilantes du sein.
