Traduction de «posterieur » (Néerlandais → Français) :

TERMINOLOGIE

posterieur myocardium
myocarde postérieur

posterieure condyl van os occipitale
condyle occipital

posterieure wand van maxillaire sinus
paroi postérieure du sinus maxillaire

volledig posterieur oppervlak van arytenoïd
entière face postérieure du cartilage aryténoïde

posterieure nasofarynx
nasopharynx postérieur

posterieure uveïtis
uvéite postérieure

posterieure polymorfe corneadystrofie
dystrophie de Schlichting

volledige posterieure rand van thyroïd lamina
entier bord postérieur de la lame du cartilage thyroïde

volledige posterieure nasofarynx
entier nasopharynx postérieur

volledige posterieure wand van sinus maxillaris
entière paroi postérieure du sinus maxillaire

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES)/Reversibel posterieur leukoencefalopathiesyndroom (RPLS) Er zijn gevallen van PRES/RPLS gemeld.
Syndrome d’encéphalopathie postérieure réversible (SEPR)/syndrome de leucoencéphalopathie postérieure réversible (SLPR) Des cas de SEPR/SLPR ont été rapportés.

De posterieure tijdens de procedure aangebrachte nieuwe gegevens zijn weliswaar van aard om in de plaats te worden gesteld van de in de bestreden administratieve beslissing vermelde feitelijke gronden die – zoals achteraf dan gebleken is – verkeerd of alleszins niet ter zake dienend waren, maar dergelijke vaststelling volstaat al zodanig niet om hier tot een schending van de motiveringsvereiste te doen besluiten.
De posterieure tijdens de procedure aangebrachte nieuwe gegevens zijn weliswaar van aard om in de plaats te worden gesteld van de in de bestreden administratieve beslissing vermelde feitelijke gronden die - zoals achteraf dan gebleken is - verkeerd of alleszins niet ter zake dienend waren, maar dergelijke vaststelling volstaat al zodanig niet om hier tot een schending van de motiveringsvereiste te doen besluiten.

...posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire rigide plaat + MPM modulaire rigide plaat + MPM modulaire rigide plaat” (THPMRx(X)(X) + THPMRx(X)(X) + THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire rigide plaat+ MPM modulaire rigide plaat ” (THAM 2P(R)M + THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X) )+ THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire rigide plaat + MPM modulaire rigide plaat+ MPM modulaire rigide plaat” (THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X) + THPMRx(X)(X) + THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire rigide plaat” (THAM 2P(R)M + THAM 2P(R)M + THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire rigide plaat (4 elementen)” (THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “ MPM modulaire dynamische plaat (4 elementen)” (THAM 2P(R)M), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “ MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire rigide plaat+ MPM modulaire rigide plaat + MPM modulaire rigide plaat ” (THAM 2P(R)M+ THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X) + THPMRx(X)(X)+ THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM ...
... fixation postérieure à la colonne vertébrale par vis “MPM modulaire dynamische plaat” (THAM 2P(R)M), sous le numéro de nomenclature 700335-700346; la plaque pour fixation postérieure à la colonne vertébrale par vis “ MPM modulaire rigide plaat ” (THPMRx(X)(X)), sous le numéro de nomenclature 700335-700346; la plaque pour fixation postérieure à la colonne vertébrale par vis “MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire dynamische plaat” (THAM 2P(R)M+ THAM 2P(R)M), sous le numéro de nomenclature 700335-700346; la plaque pour fixation postérieure à la colonne vertébrale par vis “ MPM modulaire rigide plaat + MPM modulaire rigide plaat ” (THPMRx(X)(X) + THPMRx(X)(X)), sous le numéro de nomenclature 700335-700346; la plaque pour fixation postérieure à la colonne vertébrale par vis “ MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire rigide plaat ” (THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X)), sous le numéro de nomenclature 700335-700346; la plaque pour fixation postérieure à la colonne vertébrale par vis “ MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire rigide plaat ” (THAM 2P(R)M+ THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X)), sous le numéro de nomenclature 700335-700346; la plaque pour fixation postérieure à la colonne vertébrale par vis “ MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire rigide plaat + MPM modulaire rigide plaat ” (THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X)+ THPMRx(X)(X)), sous le numéro de nomenclature 700335- 700346; la plaque pour fixation postérieure à la colonne vertébrale par vis “ MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire dynamische plaat ” (THAM 2P(R)M+ THAM 2P(R)M + THAM 2P(R)M), sous le numéro de nomenclature 700335- 700346; ...

de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire dynamische plaat” (THAM 2P(R)M), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire rigide plaat ” (THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “ MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire dynamische plaat” (THAM 2P(R)M + THAM 2P(R)M), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire rigide plaat + MPM modulaire rigide plaat” (THPMRx(X)(X) + THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire rigide plaat” (THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire rigide plaat ” (THAM 2P(R)M+ THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire rigide plaat + MPM modulaire rigide plaat” (THAM 2P(R)M + THPMRx(X)(X) + THPMRx(X)(X)), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346; de plaat voor posterieure fixatie aan de wervelkolom, te verankeren via schroeven “MPM modulaire dynamische plaat + MPM modulaire dynamische plaat +MPM modulaire dynamische plaat” (THAM 2P(R)M + THAM 2P(R)M + THAM 2P(R)M), onder het nomenclatuurnummer 700335-700346;
la vis d'ancrage poly-axiale, avec tête de vis ouverte pour fixation de la tige dans la tête de vis, y compris toutes les pièces de fixation et d'attache “ Must pedicle screw single sterile + set screw ” (02.50.0xx + 03.50.200), sous le numéro de nomenclature 700092-700103; la vis d'ancrage poly-axiale, avec tête de vis ouverte pour fixation de la tige dans la tête de vis, y compris toutes les pièces de fixation et d'attache “ Must pedicle screw sterile + set screw (referentie per 2 schroeven) ” (03.51.0xx + 03.50.200), sous le numéro de nomenclature 700092-700103; la vis d'ancrage poly-axiale, avec tête de vis ouverte pour fixation de la tige dans la tête de vis, y compris toutes les pièces de fixation et d'attache “ Must cannulated pedicle screw sterile + set screw ” (03.52.0xx + 03.50.200), sous le numéro de nomenclature 700092-700103; la vis d'ancrage poly-axiale, avec tête de vis ouverte pour fixation de la tige dans la tête de vis, y compris toutes les pièces de fixation et d'attache “ Must cannulated pedicle screw sterile + set screw (referentie per 2 schroeven) ” (03.53.0xx + 03.50.200), sous le numéro de nomenclature 700092-700103; la vis d'ancrage poly-axiale, avec tête de vis ouverte pour fixation de la tige dans la tête de vis, y compris toutes les pièces de fixation et d'attache “ Must unsterile pedicle screw single + unsterile set screw ” (03.54.0xx + 03.50.210), sous le numéro de nomenclature 700092- 700103;

Considérant que par son arrêt du 14 novembre 2000, la Cour de cassation a jugé “qu’aux termes de l’article 833 du Code judiciaire, celui qui veut récuser doit le faire avant le commencement de la plaidoirie, à moins que les causes de la récusation ne soient survenues postérieurement ; que le commencement de la plaidoirie signifie le moment où l’on a commencé à plaider” ; que s’il ressort du procès-verbal de l’audience du 7 décembre 2010 que celle-ci a bien été ouverte avant le dépôt des requêtes en récusation, il n’en ressort nullement que les plaidoiries avaient commencé avant que les requêtes en récusation soient déposées au greffe, situé dans un autre bâtiment ; qu’au surplus, le silence opposé par la chambre de recours à la demande du requérant de se voir communiquer l’identité des membres de la chambre de recours et les liens qu’ils ont avec les organismes assureurs l’a empêché de déposer les requêtes en récusation avant le commencement de l’audience du 7 décembre 2010 ; qu’il ne peut donc pas lui être reproché d’avoir déposé cette requête dès qu’il a pris connaissance de l’identité de ces médecins ;
Considérant que par son arrêt du 14 novembre 2000, la Cour de cassation a jugé “qu'aux termes de l'article 833 du Code judiciaire, celui qui veut récuser doit le faire avant le commencement de la plaidoirie, à moins que les causes de la récusation ne soient survenues postérieurement ; que le commencement de la plaidoirie signifie le moment où l'on a commencé à plaider” ; que s'il ressort du procès-verbal de l'audience du 7 décembre 2010 que celle-ci a bien été ouverte avant le dépôt des requêtes en récusation, il n'en ressort nullement que les plaidoiries avaient commencé avant que les requêtes en récusation soient déposées au greffe, situé dans un autre bâtiment ; qu'au surplus, le silence opposé par la chambre de recours à la demande du requérant de se voir communiquer l'identité des membres de la chambre de recours et les liens qu'ils ont avec les organismes assureurs l'a empêché de déposer les requêtes en récusation avant le commencement de l'audience du 7 décembre 2010 ; qu'il ne peut donc pas lui être reproché d'avoir déposé cette requête dès qu'il a pris connaissance de l'identité de ces médecins ;

- Update van rubriek 4.8 van de Samenvatting van de Productkenmerken door toevoeging van de bijwerking ‘Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES)’.
- Actualisation de la rubrique 4.8 du RCP pour ajouter l’effet indésirable de syndrome de leucoencéphalopathie postérieure réversible (SLPR).

Considérant que la partie adverse soutient que les requêtes sont irrecevables ; qu’elle expose qu’il résulte du procès-verbal d’audience du 7 janvier 2010, qu’elles ont été déposées après l’audience, en violation des articles 833 et 835 du Code judiciaire, que le requérant indique, certes, qu’il n’avait pas connaissance de l’identité des médecins avant l’audience, mais que cet argument est avancé pour déjouer l’application des articles 833 et 842 du Code judiciaire et est inexact en fait, que les requêtes étaient prêtes avant l’audience du 7 décembre et ont été complétées à la main, ce qui démontre que l’identité des médecins était sans incidence réelle, que l’identité des médecinsconseils concernés ne change rien dans la mesure où les médecins-conseils se trouvent tous dans les mêmes liens avec les organismes assureurs, que les procès-verbaux d’audience font clairement apparaître que les mêmes membres ont siégé aux précédentes audiences, et que leur identité était connue dès l’audience du 28 septembre 2010, ces procès-verbaux faisant partie du dossier de procédure consultable au greffe, que l’identité des médecins-conseils nommés comme membres effectifs et suppléants de la chambre de recours est indiquée dans l’arrêté du 18 mai 2008 et dans l’arrêté du 28 avril 2010, qu’il n’est donc pas établi que les requêtes en récusation sont justifiées par des causes postérieures au commencement des plaidoiries lors de l’audience du 7 décembre 2010 (art. 833 du C. jud) ou pour des faits survenus depuis la prononciation de l’arrêt n° 209.282 (art. 842 du C. jud.), que la Cour de cassation a jugé, par son arrêt du 8 juillet 2008, que “toutes les causes de récusation existant à un certain moment et connues à ce moment par le demandeur en récusation, doivent être présentées simultanément ; une seconde demande en récusation introduite par le demandeur est irrecevable lorsqu’elle est fondée sur des faits connus déjà lors de la première récusation”, que la Cour de cassation, dans ...
Considérant que la partie adverse soutient que les requêtes sont irrecevables ; qu'elle expose qu'il résulte du procès-verbal d'audience du 7 janvier 2010, qu'elles ont été déposées après l'audience, en violation des articles 833 et 835 du Code judiciaire, que le requérant indique, certes, qu'il n'avait pas connaissance de l'identité des médecins avant l'audience, mais que cet argument est avancé pour déjouer l'application des articles 833 et 842 du Code judiciaire et est inexact en fait, que les requêtes étaient prêtes avant l'audience du 7 décembre et ont été complétées à la main, ce qui démontre que l'identité des médecins était sans incidence réelle, que l'identité des médecinsconseils concernés ne change rien dans la mesure où les médecins-conseils se trouvent tous dans les mêmes liens avec les organismes assureurs, que les procès-verbaux d'audience font clairement apparaître que les mêmes membres ont siégé aux précédentes audiences, et que leur identité était connue dès l'audience du 28 septembre 2010, ces procès-verbaux faisant partie du dossier de procédure consultable au greffe, que l'identité des médecins-conseils nommés comme membres effectifs et suppléants de la chambre de recours est indiquée dans l'arrêté du 18 mai 2008 et dans l'arrêté du 28 avril 2010, qu'il n'est donc pas établi que les requêtes en récusation sont justifiées par des causes postérieures au commencement des plaidoiries lors de l'audience du 7 décembre 2010 (art. 833 du C. jud) ou pour des faits survenus depuis la prononciation de l'arrêt n° 209.282 (art. 842 du C. jud.), que la Cour de cassation a jugé, par son arrêt du 8 juillet 2008, que “toutes les causes de récusation existant à un certain moment et connues à ce moment par le demandeur en récusation, doivent être présentées simultanément ; une seconde demande en récusation introduite par le demandeur est irrecevable lorsqu'elle est fondée sur des faits connus déjà lors de la première récusation”, que la Cour de cassation, dans ...

Aanvullende bijwerkingen die gerelateerd zijn aan ervaringen met thalidomide na de marktintroductie en die niet vastgesteld werden in de fase-III studie omvatten: toxische epidermale necrolyse (zie rubriek 4.4), intestinale obstructie, hypothyreoïdie, seksuele disfunctie, tumorlysissyndroom (zie rubriek 4.4), maagdarmperforaties, allergische reacties (overgevoeligheid, angio-oedeem/urticaria) (zie rubriek 4.4), gehoorstoornis of doofheid, nierfalen, myocardinfarct (zie rubriek 4.4), verslechtering van symptomen van de ziekte van Parkinson, ernstige infecties (bijv. fatale sepsis inclusief septische shock) (zie rubriek 4.4), convulsies, atriumfibrillatie, atrioventriculair blok (zie rubriek 4.4), menstruatiestoornissen, inclusief amenorroe (zie rubriek 4.4), pancreatitis, maagdarmbloeding (zie rubriek 4.4), leveraandoeningen (zie rubriek 4.4) en posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Les autres effets indésirables observés lors du suivi de pharmacovigilance du thalidomide et qui n’ont pas été observés dans l’étude pivot comprennent : nécrolyse épidermique toxique (voir rubrique 4.4), obstruction intestinale, hypothyroïdie, dysfonctionnement érectile, syndrome de lyse tumorale (voir rubrique 4.4), perforations gastro-intestinales, réactions allergiques (hypersensibilité, angioœdème/urticaire) (voir rubrique 4.4), diminution de l’audition ou surdité, insuffisance rénale, infarctus du myocarde (voir rubrique 4.4), aggravation des symptômes parkinsoniens, infections graves (telles que septicémie fatale avec choc septique) (voir rubrique 4.4), convulsions, fibrillation auriculaire, bloc auriculo-ventriculaire (voir rubrique 4.4), troubles menstruels dont aménorrhée (voir rubrique 4.4), pancréatite, hémorragie digestive (voir rubrique 4.4), affections hépatiques (voir rubrique 4.4) et syndrome d’encéphalopathie postérieure réversible (SEPR).

“A la date du 23 avril 2008 et postérieurement, la cessation par Madame T. de toute activité, n’est pas la conséquence directe du début ou de l’aggravation de lésions ou de troubles fonctionnels entraînant une réduction de sa capacité de gain, à un taux égal ou inférieur au tiers de ce qu’une personne de même condition et de même formation peut gagner par son travail, dans le groupe de professions dans lequel se range l’activité professionnelle exercée par l’intéressée au moment où elle est devenue incapable de travailler ou dans les diverses professions qu’elle a ou qu’elle aurait pu exercer du fait de sa formation professionnelle.
“À la date du 23 avril 2008 et postérieurement, la cessation par Madame T. de toute activité, n’est pas la conséquence directe du début ou de l’aggravation de lésions ou de troubles fonctionnels entraînant une réduction de sa capacité de gain, à un taux égal ou inférieur au tiers de ce qu’une personne de même condition et de même formation peut gagner par son travail, dans le groupe de professions dans lequel se range l’activité professionnelle exercée par l’intéressée au moment où elle est devenue incapable de travailler ou dans les diverses professions qu’elle a ou qu’elle aurait pu exercer du fait de sa formation professionnelle.

Conformément à l’article 833 du Code judiciaire, celui qui veut récuser doit le faire avant le commencement de la plaidoirie, à moins que les causes de la récusation ne soient survenues postérieurement et, si la cause est introduite par requête, avant que la requête ait été appointée.
Conformément à l'article 833 du Code judiciaire, celui qui veut récuser doit le faire avant le commencement de la plaidoirie, à moins que les causes de la récusation ne soient survenues postérieurement et, si la cause est introduite par requête, avant que la requête ait été appointée.