Traduction de «perifeer sensorische neuropathie » (Néerlandais → Français) :

TERMINOLOGIE

sensorische neuropathie | dominant erfelijk | sensorische neuropathie | recessief erfelijk | syndroom van Nelaton | ziekte van Morvan
Maladie de Morvan Neuropathie sensitive héréditaire à transmission:dominante | récessive | Syndrome de Nélaton

hereditaire motorische- en sensorische-neuropathie, type I-IV | infantiele hypertrofische-neuropathie | peroneale spieratrofie (axonaal type)(hypertrofisch type) | syndroom van Roussy-Lévy | ziekte van | Charcot-Marie-Tooth | ziekte van | Déjerine-Sottas
Amyotrophie péronière (type axonal) (type hypertrophique) Maladie de:Charcot-Marie-Tooth | Déjerine-Sottas | Neuropathie:héréditaire motrice et sensorielle, types I-IV | hypertrophique de l'enfant | Syndrome de Roussy-Lévy

hereditaire motorische en sensorische neuropathie type 1
neuropathie sensitivomotrice héréditaire de type I

erfelijke motorische en sensorische neuropathie met acrodystrofie
neuropathie sensitivo-motrice axonale héréditaire avec acrodystrophie

erfelijke motorische en sensorische neuropathie type 5
neuropathie sensitivo-motrice héréditaire type 5

erfelijke motorische en sensorische neuropathie, Okinawa-type
neuropathie sensitivo-motrice héréditaire type Okinawa

sensorische neuropathie
neuropathie sensitive

hereditaire motorische en sensorische neuropathie type 2
maladie de Charcot-Marie-Tooth de type II

hereditaire motorische- en sensorische-neuropathie
Neuropathie héréditaire motrice et sensorielle

erfelijke sensorische en autonome neuropathie
neuropathie héréditaire sensitive et autonomique

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Perifeer sensorische neuropathie (G3: 3,7%); Perifeer motorische neuropathie (G3/4: 2%) Misselijkheid (G3/4: 9,6%); Braken (G3/4: 7,6%); Diarree (G3/4: 6,4%); Stomatitis (G3/4: 2%) Alopecia; Nagelaandoeningen (ernstig 0,7%); Huidreactie (G3/4: 0,2%) Myalgie (ernstig 0,5%)
Neutropénie (G4: 51,5 %); Anémie (G3/4: 6,9 %); Thrombocytopénie (G4: 0,5 %) Neuropathie sensorielle périphérique (G3: 3,7 %) Neuropathie motrice périphérique (G3/4: 2 %) Nausées (G3/4: 9,6 %); Vomissements (G3/4: 7,6 %); Diarrhée (G3/4: 6,4 %); Stomatite (G3/4: 2 %) Alopécie; Troubles unguéaux (sévères 0,7 %); Réaction cutanée (G3/4: 0,2 %) Myalgie (sévère 0,5 %)

Perifeer sensorische neuropathie (G3: 4,1%); Perifeer motorische neuropathie (G3/4: 4%) Dysgeusie (ernstig 0,07%)
Neutropénie (G4: 76,4%); Anémie (G3/4: 8,9%); Neutropénie fébrile

Perifeer sensorische neuropathie (G3: 3,7%); Perifeer motorische neuropathie (G3/4: 2%)
Neuropathie sensitive périphérique (G3: 3,7%); Neuropathie motrice périphérique (G3/4: 2%)

Zenuwstelselaandoeningen Perifeer sensorische neuropathie bleef aanhouden tijdens de follow-up periode bij 12 van de 83 patiënten met perifeer sensorische neuropathie aan het einde van de chemotherapie.
Affections du système nerveux On a observé qu'une neuropathie sensorielle périphérique était toujours en cours pendant la période de suivi chez 12 patientes sur les 73 présentant une neuropathie sensorielle périphérique à la fin de la chimiothérapie.

Zenuwstelselaandoeningen Perifeer sensorische neuropathie bleef aanhouden bij de mediane follow-up periode van 55 maanden bij 9 van de 73 patiënten met perifeer sensorische neuropathie aan het einde van de chemotherapie.
Affections du système nerveux Sur 73 patientes ayant présenté une neuropathie sensitive périphérique à la fin de la chimiothérapie, les troubles neurosensoriels persistaient encore chez 9 patientes après un suivi médian de 55 mois.

Zenuwstelselaandoeningen Perifeer sensorische neuropathie bleef aanhouden tijdens de follow-up bij 10 van de 84 patiënten met perifeer sensorische neuropathie aan het einde van de chemotherapie in de klierpositieveborstkankerstudie (TAX316).
Affections du système nerveux : Sur 84 patientes ayant présenté une neuropathie sensitive périphérique à la fin de la chimiothérapie dans l’étude cancer du sein avec envahissement ganglionnaire (TAX316), les troubles neurosensoriels persistaient encore chez 10 patientes après le suivi.

Infecties en parasitaire Infectie (G3/4: 3,3%) aandoeningen Bloed- en Neutropenie (G3/4: 32%); Trombocytopenie (G3/4: 0,6%); lymfestelselaandoeningen Anemie (G3/4: 4,9%) Febriele neutropenie Immuunsysteemaandoeningen Hypersensitiviteit (G3/4: 0,6%) Voedings- en Anorexia (G3/4: 0,6%) stofwisselingsstoornissen Zenuwstelselaandoeningen Perifeer sensorische neuropathie Perifeer motorische neuropathie (G3/4: 1,2%); (G3/4: 0%) Dysgeusie (G3/4: 0%) Oogaandoeningen Toegenomen traanafscheiding (G3/4: 0,6%) Hartaandoeningen Afname linkerventrikelfunctie
Base de données MeDRA des Très fréquent classes de système d’organe Infections et infestations Infection (G3/4: 3,3%) Affections hématologiques et du Neutropénie (G3/4: 32%); système lymphatique Anémie (G3/4: 4,9%) Affections du système immunitaire Troubles du métabolisme et de la Anorexie (G3/4: 0,6%) nutrition Affections du système nerveux Neuropathie sensitive périphérique (G3/4: 1,2%); Dysgueusie (G3/4: 0%) Affections oculaires

In de combinatiearm zijn de volgende reacties gemeld met een frequentie lager dan 5%, hier opgenomen vanwege hun klinische relevantie: neutropenische infectie (< 1%), neutropenische sepsis (< 1%), pancytopenie (1,8%), beenmergfalen (1,5%), granulocytopenie (1,5%), dehydratie, slapeloosheid, perifere sensorische neuropathie, syncope, disfunctie van het linker ventrikel (< 1%), longembolie (1,2%), longoedeem (< 1%), hoesten, hepatotoxiciteit (< 1%), verhoogd gammaglutamyltransferase, verhoogd geconjugeerd bilirubine, musculoskeletale pijn, myalgie, verhoogd creatinine in bloed, oedeem/perifeer oedeem, reacties op de katheterplaats.
Les effets suivants ont été rapportés à une fréquence inférieure à 5 % dans le groupe de traitement combiné mais sont mentionnés ci-dessous en raison de leur pertinence clinique : infection neutropénique (< 1 %), septicémie neutropénique (< 1 %), pancytopénie (1,8 %), insuffisance médullaire (1,5 %), granulocytopénie (1,5 %), déshydratation, insomnie, neuropathie sensitive périphérique, syncope, dysfonction ventriculaire gauche (< 1 %), embolie pulmonaire (1,2 %), œdème pulmonaire (< 1 %), toux , hépatotoxicité (< 1 %), augmentation de la gamma-glutamyltransférase, augmentation de la bilirubine conjuguée, douleurs musculosquelettiques, myalgie, augmentation de la créatininémie, œdème/œdème périphérique, réactions au site du cathéter.