Traduction de «orale klaring van ondansetron gestegen en waren » (Néerlandais → Français) :

Fenytoïne, carbamazepine en rifampicine: Bij patiënten die behandeld worden met krachtige inductoren van CYP3A4 (d.w.z. fenytoïne, carbamazepine en rifampicine) was de orale klaring van ondansetron gestegen en waren de bloedspiegels van ondansetron verminderd.
Phénytoïne, carbamazépine et rifampicine : Chez les patients traités par des inducteurs puissants du CYP3A4 (c.-à-d. la phénytoïne, la carbamazépine et la rifampicine), la clairance orale de l'ondansétron augmentait, tandis que ses concentrations sanguines diminuaient.

Fenytoïne, Carbamazepine en Rifampicine: Bij patiënten die behandeld werden met krachtige inductoren van CYP3A4 (bv. fenytoïne, carbamazepine en rifampicine) was de orale klaring van ondansetron gestegen en de bloedconcentratie verminderd.
Phénytoïne, carbamazépine et rifampicine : Chez les patients traités par des inducteurs puissants du CYP3A4 (c.-à-d. la phénytoïne, la carbamazépine et la rifampicine), la clairance orale de l'ondansetron augmentait, tandis que ses concentrations sanguines diminuaient.

Fenytoïne, carbamazepine en rifampicine : Bij patiënten die worden behandeld met krachtige CYP3A4-inductoren (zoals fenytoïne, carbamazepine en rifampicine), neemt de orale klaring van ondansetron toe en dalen de bloedconcentraties van ondansetron.
Phénytoïne, carbamazépine et rifampicine Chez les patients traités par des inducteurs puissants du CYP3A4 (phénytoïne, carbamazépine et rifampicine), la clairance orale de l’ondansétron augmente et les concentrations sanguines d’ondansétron diminuent.

Fenytoïne, carbamazepine en rifampicine: bij patiënten die met krachtige inductoren van CYP3A4 werden behandeld nam de orale klaring van ondansetron toe en was de concentratie ondansetron in het bloed afgenomen.
Phénytoïne, carbamazépine et rifampicine: Chez les patients traités avec des inducteurs puissants du CYP3A4, la clairance orale de l'ondansétron a été augmentée et les concentrations sanguines d’ondansétron ont diminué.

Fenytoïne, carbamazepine en rifampicine: bij patiënten die worden behandeld met krachtige CYP3A4-inducers (bijv. fenytoïne, carbamazepine en rifampicine), nam de orale klaring van ondansetron toe en namen de ondansetron bloedconcentraties af.
Phénytoïne, Carbamazépine et Rifampicine : Chez les patients traités par des inducteurs puissants de CYP3A4 (c.-à-d. la phénytoïne, la carbamazépine et la rifampicine), la clairance orale de l’ondansétron était accrue et les concentrations sanguines d’ondansétron étaient diminuées.

Fenytoïne, carbamazepine en rifampicine: Bij patiënten die werden behandeld met krachtige CYP3A4 inductoren (d.w.z. fenytoïne, carbamazepine en rifampicine) was de orale klaring van ondansetron verhoogd en was de concentratie van ondansetron in het bloed verlaagd.
Phénytoïne, carbamazépine et rifampicine : chez les patients traités avec des inducteurs puissants de CYP3A4 (par exemple, phénytoïne, carbamazépine et rifampicine), la clearance orale de l’ondansétron a été augmentée et les concentrations sanguines d’ondansétron ont été réduites.

Bij een dosis van 5 mg tweemaal daags na de maaltijd waren de geometrische gemiddelde piekconcentratie in het plasma en de 24-uurs AUC respectievelijk 27,8 ng/ml en 265 ng.u/ml bij patiënten met gevorderd RCC. De geometrisch gemiddelde orale klaring en het schijnbare distributievolume waren respectievelijk 38 l/u en 160.
À la dose de 5 mg deux fois par jour administrée en période postprandiale, les moyennes géométriques de la concentration plasmatique maximale et de l’AUC sur 24 heures ont été respectivement de 27,8 ng/ml et 265 ng.h/ml chez des patients atteints de RCC avancé. Les moyennes géométriques de la clairance orale et du volume de distribution apparent ont été respectivement de 38 l/h et 160.

Na een eenmalige orale dosis van 25 mg/kg, waren bij patiënten met cirrose de AUCwaarden dubbel, met een schijnbare orale klaring die was verminderd van 9,1 bij gezonde volwassenen naar 4,5 resp. 4,1 ml/min/kg bij patiënten in Categorie A (zonder ascites) resp. Categorie C (met ascites).
Après administration d’une dose orale unique de 25 mg/kg, l’AUC est multipliée par deux chez le patient cirrhotique, la clairance orale apparente passe de 9,1 chez le volontaire sain à 4,5 ml/min/kg chez le patients de classe A (sans ascite) et à 4,1 ml/min/kg chez le patient de classe C (avec ascite).