Vertaling van "nucleoside nucleoside analogen " (Nederlands → Frans) :

Er zijn meldingen van mitochondriale dysfunctie bij hiv-negatieve kinderen die in utero en/of postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside nucleoside analogen (zie ook rubriek 4.8).
Des cas de dysfonctionnement mitochondrial ont été rapportés chez des nourrissons non infectés par le VIH, exposés in utero et/ou en période post-natale à des analogues nucléosidiques (cf rubrique 4.8).

Het gaat om reverse-transcriptaseremmers (nucleoside-analogen, nucleotide-analogen en niet-nucleoside-analogen), protease-inhibitoren, fusie-inhibitoren, entry-inhibitoren en integrase-inhibitoren.
Il s’agit d’inhibiteurs de la transcriptase inverse (analogues nucléosidiques, analogues nucléosidiques ou analogues non nucléotidiques), d’inhibiteurs de la protéase virale, d’inhibiteurs de fusion, d’inhibiteurs d’entrée et d’inhibiteurs d’intégrase.

In vitro studies duiden er evenwel op dat tritherapie via combinaties van nucleoside analogen of associatie van twee nucleoside analogen en een proteaseremmer effectiever zijn in het remmen van de door HIV-1 veroorzaakte cytopathische effecten dan een monotherapie of een bitherapie.
Cependant, des études in vitro indiquent que la trithérapie par analogues nucléosidiques ou par association de deux analogues nucléosidiques et d’un inhibiteur de protéase est plus efficace pour inhiber les effets cytopathiques induits par VIH-1 qu’une monothérapie ou une bithérapie.

Klinische werkzaamheid en veiligheid: De werkzaamheid van emtricitabine in combinatie met andere antiretrovirale middelen, waaronder nucleoside-analogen, non-nucleoside-analogen en proteaseremmers, is aangetoond bij de behandeling van HIV-infectie bij nog niet eerder behandelde patiënten en reeds eerder behandelde patiënten bij wie het virus onder stabiele controle is.
Efficacité et sécurité cliniques : l’emtricitabine administrée en association avec d’autres antirétroviraux, y compris des analogues nucléosidiques, des analogues non nucléosidiques et des inhibiteurs de protéase, s’est révélée efficace dans le traitement de l’infection par le VIH chez des patients naïfs de traitement ou prétraités et ayant une charge virale contrôlée.

Mitochondriale disfunctie: voor nucleoside en nucleotide-analogen is in vitro en in vivo aangetoond dat ze in meer of mindere mate mitochondriale beschadiging veroorzaken. Er werden mitochondriale disfuncties gemeld bij HIV-negatieve kinderen die in utero en/of postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside-analogen.
in utero et/ou en période post-natale à des analogues nucléosidiques.

1 L04AA SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA 11,3% 16.472 20,7% 1.417 1,4% 18 2 J05AF NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE TRANSCRIPTASEREMMERS 9,7% 14.102 60,9% 1.228 1,2% 20 3 L01XX OVERIGE CYTOSTATICA 7,5% 10.891 64,4% 248 0,2% 67 4 B02BD BLOEDSTOLLINGSFACTOREN 7,2% 10.493 34,0% 22 0,0% 147 5 C10AA HMG-CoA REDUCTASEREMMERS (STATINES) 4,7% 6.882 3,2% 12.681 12,6% 1 6 A10AB SNELWERKENDE INSULINES EN ANALOGEN 3,6% 5.166 36,5% 4.888 4,8% 4 7 A02BC INHIBITOREN VAN DE PROTONPOMP 3,3% 4.754 3,1% 4.081 4,0% 5 8 A10AE LANGWERKENDE INSULINES EN ANALOGEN 3,0% 4.381 44,6% 2.463 2,4% 12 9 A10AD MIDDELLANGWERKENDE MET SNELWERKENDE INSULINES 2,7% 3.883 18,7% 3.793 3,8% 7 10 J05AE PROTEASE-INHIBITOREN 2,6% 3.729 61,1% 291 0,3% 62 11 J05AG NIET-NUCLEOSIDE REVERSE TRANSCRIPTASEREMMERS 2,3% 3.356 60,9% 389 0,4% 51 12 H01CB ANTIGROEIHORMOON 2,1% 3.103 21,6% 82 0,1% 97 13 L02BG ENZYMREMMERS 1,8% 2.664 21,3% 596 0,6% 38 14 C09AA ACE-REMMERS, ENKELVOUDIG 1,7% 2.400 3,3% 6.423 6,4% 2 15 L03AB INTERFERONEN 1,6% 2.286 4,6% 116 0,1% 86 16 R03AK SYMPATHICOMIMETICA MET ANDERE MIDD.
1 L04AA IMMUNOSUPPRESSEURS SELECTIFS 11,3% 16.472 20,7% 1.417 1,4% 18 2 J05AF INHIB. NUCLEOSIDIQUES ET NUCLEOTIDIQUES DE LA TRANSCRIPTASE REVERSE 9,7% 14.102 60,9% 1.228 1,2% 20 3 L01XX AUTRES CYTOSTATIQUES 7,5% 10.891 64,4% 248 0,2% 67 4 B02BD FACTEURS DE COAGULATION 7,2% 10.493 34,0% 22 0,0% 147 5 C10AA INHIBITEURS DE LA HMG-CoA REDUCTASE (STATINES) 4,7% 6.882 3,2% 12.681 12,6% 1 6 A10AB INSULINES ET ANALOGUES A ACTION RAPIDE 3,6% 5.166 36,5% 4.888 4,8% 4 7 A02BC INHIBITEURS DE LA POMPE A PROTONS 3,3% 4.754 3,1% 4.081 4,0% 5 8 A10AE INSULINES ET ANALOGUES A ACTION LONGUE 3,0% 4.381 44,6% 2.463 2,4% 12 9 A10AD INSULINES ET ANAL.

1 L04AA SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA 12,0% 16.375 27,8% 1.422 1,5% 18 2 J05AF NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE TRANSCRIPTASEREMMERS 9,7% 13.254 62,9% 1.166 1,2% 21 3 L01XX OVERIGE CYTOSTATICA 6,8% 9.258 64,0% 229 0,2% 69 4 B02BD BLOEDSTOLLINGSFACTOREN 5,0% 6.857 27,5% 14 0,0% 163 5 C10AA HMG-COA REDUCTASEREMMERS (STATINES) 4,9% 6.661 3,1% 10.553 10,9% 1 6 A10AB SNELWERKENDE INSULINES EN ANALOGEN 3,5% 4.730 36,3% 4.498 4,6% 4 7 A02BC INHIBITOREN VAN DE PROTONPOMP 3,4% 4.708 2,9% 3.569 3,7% 7 8 A10AD MIDDELLANGWERKENDE MET SNELWERKENDE INSULINES 2,7% 3.681 17,9% 3.615 3,7% 6 9 J05AE PROTEASE-INHIBITOREN 2,7% 3.632 61,8% 289 0,3% 64 10 A10AE LANGWERKENDE INSULINES EN ANALOGEN 2,4% 3.302 51,1% 1.870 1,9% 14 11 J05AG NIET-NUCLEOSIDE REVERSE TRANSCRIPTASEREMMERS 2,3% 3.145 62,0% 369 0,4% 55 12 H01CB ANTIGROEIHORMOON 1,9% 2.605 21,0% 69 0,1% 107 13 R03AK SYMPATHICOMIMETICA MET ANDERE MIDD.
1 L04AA IMMUNOSUPPRESSEURS SELECTIFS 12,0% 16.375 27,8% 1.422 1,5% 18 2 J05AF INHIB. NUCLEOSIDIQUES ET NUCLEOTIDIQUES DE LA TRANSCRIPTASE REVERSE 9,7% 13.254 62,9% 1.166 1,2% 21 3 L01XX AUTRES CYTOSTATIQUES 6,8% 9.258 64,0% 229 0,2% 69 4 B02BD FACTEURS DE COAGULATION 5,0% 6.857 27,5% 14 0,0% 163 5 C10AA INHIBITEURS DE LA HMG-COA REDUCTASE (STATINES) 4,9% 6.661 3,1% 10.553 10,9% 1 6 A10AB INSULINES ET ANALOGUES A ACTION RAPIDE 3,5% 4.730 36,3% 4.498 4,6% 4 7 A02BC INHIBITEURS DE LA POMPE A PROTONS 3,4% 4.708 2,9% 3.569 3,7% 7 8 A10AD INSULINES ET ANAL.

Net als andere nucleoside analogen (d.w.z 5-FU), bleek capecitabine echter clastogeen in humane lymfocyten (in vitro) en er was een positieve trend in micronucleustesten van het beenmerg van muizen (in vivo).
Toutefois, comme d’autres analogues nucléosidiques (par exemple le 5-FU), la capécitabine a été clastogène dans les lymphocytes humains (in vitro) et il a été observé une tendance positive pour les tests des micronoyaux effectués sur moelle osseuse de souris (in vivo).

Lactaatacidose en ernstige hepatomegalie met steatosis: Voorvallen van lactaatacidose (in afwezigheid van hypoxemie), soms fataal, gewoonlijk samengaand met ernstige hepatomegalie en hepatische steatosis, zijn gemeld bij het gebruik van nucleoside-analogen.
Acidose lactique et hépatomégalie importante avec stéatose : Des cas d’acidose lactique (en l’absence d’hypoxémie), parfois fatals, généralement associés à une hépatomégalie importante et une stéatose hépatique, ont été rapportés en cas de traitement par des analogues nucléosidiques.

structureel verwant is aan nucleoside-analogen, kan dit risico niet uitgesloten worden.
dipivoxil étant structurellement apparenté aux analogues nucléosidiques, ce risque ne peut être exclu.