Vertaling van "mucositis voornamelijk stomatitis " (Nederlands → Frans) :

Mucositis (voornamelijk stomatitis, minder vaak oesofagitis) kan zich voordoen bij patiënten onder behandeling met FARMORUBICINE.
Affections gastro-intestinales : Une mucosite (surtout une stomatite, moins souvent une œsophagite) peut se produire chez des patients sous traitement par FARMORUBICINE.

Gastro-intestinale toxiciteit Mucositis (voornamelijk stomatitis, minder vaak oesofagitis) kan zich voordoen bij patiënten onder behandeling met ADRIBLASTINA.
Toxicité gastro-intestinale Une mucosite (surtout une stomatite, moins souvent une œsophagite) peut se produire chez les patients traités par ADRIBLASTINA.

Mucositis (voornamelijk stomatitis, minder vaak oesofagitis) treedt over het algemeen korte tijd na toediening van het geneesmiddel op en kan, in ernstige gevallen, binnen enkele dagen evolueren tot slijmvliesulceraties.
Une mucosite (surtout une stomatite, moins souvent une œsophagite) se produit en général peu de temps après l’administration du médicament et, en cas de sévérité, peut évoluer en quelques jours en ulcérations muqueuses.

Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Vaak: mucositis – kan 5-10 dagen na het begin van de behandeling verschijnen, omvat gewoonlijk stomatitis met plekken met pijnlijke erosie, ulceratie en bloeding, voornamelijk aan de zijkant van de tong en de sublinguale mucosa.
Fréquent : mucite – qui peut apparaître 5 à 10 jours après le début du traitement et comprend habituellement une stomatite caractérisée par des zones d’érosions douloureuses, des ulcérations et des saignements, principalement sur les côtés et au dessous de la langue.

Stomatitis/mucositis en misselijkheid werden ook vaak gemeld bij patiëntenpopulaties met mamma- en ovariumcarcinoom, terwijl bij de AIDS-KS-patiënten (20 mg/m 2 om de twee weken), myelosuppressie (voornamelijk leukopenie) de meest frequent voorkomende bijwerking was (zie AIDS-KS).
Les autres effets les plus fréquemment rapportés dans les sous-groupes cancer du sein ou de l’ovaire étaient stomatites/mucites et nausées, alors que dans le sous-groupe SK-SIDA (20 mg/m² toutes les 2 semaines) il s’agissait de myélosuppressions (surtout leucopénies) (voir SK-SIDA).