Traduction de «korte termijn waren » (Néerlandais → Français) :

De veiligheidsprofielen op de korte termijn waren ook vergelijkbaar bij de verschillende pediatrische subgroepen (zie rubriek 5.1).
Les profils de sécurité à court terme dans les différents sous-groupes pédiatriques restaient comparables (voir rubrique 5.1).

Voor chronische rugpijn waren de conclusies van Assendelft et al. 18 gelijkaardig:een verbetering vergeleken met sham therapie wat betreft pijn op korte termijn (10-mm verschil voor pijn op de 100 mm VAS schaal [95% CI, 3 tot 17 mm]); verbetering van de pijn op de lange termijn van (19-mm verschil voor pijn op de 100 mm VAS schaal [95% CI, 3 tot 35 mm]); en een functieverbetering op de korte termijn van 3,3 punten verschil op RMDQ [CI, -0,6 tot 6,0].
Dans le cas des dorsalgies chroniques, les conclusions d’Assendelft et al. 18 étaient similaires : amélioration au niveau de la douleur à court terme par rapport à la placébothérapie (10 mm de différence pour la douleur sur l’échelle VAS de 100 mm; IC 95%: 3 à 17 mm); amélioration de la douleur à long terme (19 mm de différence pour la douleur sur l’échelle VAS de 100 mm ; IC 95% : 3 à 35 mm); et amélioration fonctionnelle à court terme (3,3 points de différence sur le RMDQ ; IC 95%: -0.6 à 6.0).

Er zijn verschillende klinische studies met Videx (kauwtablet) eenmaal daags uitgevoerd, waaronder de volgende: De gerandomiseerde open studie –147 geeft aan dat bij voornamelijk asymptomatische patiënten (n=123), die stabiel waren op hun eerste combinatietherapie van drie middelen met Videx in tweemaal daagse dosering, het wijzigen naar eenzelfde therapie met Videx eenmaal daags geen invloed had op korte termijn (24 weken) op het aanwezige antiviraal effect.
Plusieurs essais cliniques ont été conduits avec Videx (comprimé à croquer ou dispersible) administré une fois par jour, en particulier dans le cadre de trithérapies. L’étude ouverte randomisée – 147 indique que, chez des patients dont la plupart étaient asymptomatiques (n=123) et stables sous une première association antirétrovirale contenant Videx administré en 2 prises par jour, le changement du traitement par une association similaire avec Videx administré en une prise par jour n’a pas eu d'influence à court-terme (24 semaines) sur l’efficacité antivirale existante.

De ervaring met adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar) is beperkt tot werkzaamheidsgegevens voor de korte termijn bij schizofrenie (6 weken) en manie geassocieerd met bipolair I-stoornis (3 weken), waar minder dan 200 adolescenten bij betrokken waren.
Population pédiatrique Les données disponibles chez les adolescents (âgés de 13 à 17 ans) sont limitées à des données d’efficacité à court terme dans la schizophrénie (6 semaines) et la manie associée à des troubles bipolaires de type I (3 semaines), impliquant moins de 200 adolescents.

Er zijn verschillende klinische studies met Videx eenmaal daags uitgevoerd, waaronder de volgende: De gerandomiseerde open studie –147 geeft aan dat bij voornamelijk asymptomatische patiënten (n=123), die stabiel waren op hun eerste combinatietherapie van drie middelen met Videx in tweemaal daagse dosering, het wijzigen naar eenzelfde therapie met Videx eenmaal daags geen invloed had op korte termijn (24 weken) op het aanwezige antiviraal effect.
Plusieurs essais cliniques ont été conduits avec Videx (comprimé à croquer ou dispersible) administré une fois par jour, en particulier dans le cadre de trithérapies. L’étude ouverte randomisée – 147 indique que, chez des patients dont la plupart étaient asymptomatiques (n=123) et stables sous une première association antirétrovirale contenant Videx administré en 2 prises par jour, le changement du traitement par une association similaire avec Videx administré en une prise par jour n’a pas eu d'influence à court-terme (24 semaines) sur l’efficacité antivirale existante.

Pediatrische patiënten ZYPADHERA is niet onderzocht bij kinderen. De ervaring met adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar) is beperkt tot werkzaamheidsgegevens voor de korte termijn bij schizofrenie (6 weken) en manie geassocieerd met bipolaire I-stoornis (3 weken), waarbij minder dan 200 adolescenten betrokken waren.
olanzapine orale dans la schizophrénie (6 semaines) et la manie associée à des troubles bipolaires de type I (3 semaines), impliquant moins de 200 adolescents.

Klinische veiligheid In de hierboven beschreven pediatrische studies op korte termijn met quetiapine waren de percentages van EPS in de actieve arm in vergelijking met placebo 12,9% versus 5,3% in de schizofrenie studie, 3,6% versus 1,1% in de bipolaire manie studie en 1,1% versus 0% in de bipolaire depressie studie.
Sécurité clinique Dans les études pédiatriques à court terme avec la quétiapine décrites ci-dessus, la fréquence de symptômes extrapyramidaux dans le bras actif comparé au placebo était de 12,9 % contre 5,3 % dans l'étude sur la schizophrénie, 3,6 % contre 1,1 % dans l'étude sur la manie bipolaire et 1,1 % contre 0 % dans l'étude sur la dépression bipolaire.

Tevens werd tussen beide groepen geen enkel verschil waargenomen i.v.m. de resultaten op korte termijn, noch waren er bijwerkingen verbonden aan de EVLP-techniek.
De même, aucune différence n’a été constatée entre les groupes quant aux résultats précoces ni aucun effet secondaire lié à la technique de l’EVLP.

De bloedingscomplicaties waren minder frequent in de groep bij wie transoesofageale echocardiografie en anticoagulatie gedurende korte termijn was toegepast.
Les complications hémorragiques furent moins fréquentes dans le groupe ayant bénéficié d’une échocardiographie transoesophagienne et d’une anticoagulation de courte durée.

Klinische veiligheid In de hierboven vermelde korte termijn pediatrische studies, waren de percentages EPS vs placebo 12,9% vs 5,3% in de schizofrenie studie, 3,6% vs 1,1% in de bipolaire manie studie en 1,1% vs 0% in de bipolaire depressie studie.
Dans les études pédiatriques à court terme décrites plus haut avec la quétiapine, les taux d’EPS vs placebo étaient de 12,9% vs 5.3% dans l’étude relative à la schizophrénie, de 3.6% vs 1.1% dans l’étude relative à la manie bipolaire, et de 1.1% vs 0% dans l’étude relative à la dépression bipolaire.