3. De naald van de injectiespuit die de 4 ml water voor injectie bevat, moet door de rubberen bovenkant van de injectieflacon met azacitidine worden gestoken, waarna het water voor injectie in de injectieflacon moet worden geïnjecteerd.
3. Introduire l’aiguille de la seringue contenant les 4 ml d’eau pour préparations injectables dans le bouchon en élastomère du flacon d’azacitidine et injecter l’eau pour préparations injectables dans le flacon.