Bij de totale groep van patiënten die een schildklieroperatie ondergingen (ongeacht de reden voor die ingreep) bedroegen deze verhoudingen respectievelijk 41%, 31% en 18%.
Sur l'ensemble du groupe des patients ayant subi une chirurgie thyroïdienne (quelle qu'ait été la raison de cette chirurgie) ces proportions ont été de respectivement 41%, 31% et 18%.