a) De patiënt heeft voornamelijk voorafgaandelijke hulp nodig bij het eten of drinken (bijvoorbeeld smeren en beleggen van brood, voorsnijden van vlees, uitschenken van drank, .), of
a) Le patient a surtout besoin d’une aide préalable pour manger ou boire (par exemple tartiner, couper la viande, servir la boisson,.), ou