Vertaling van "hartgeleiding " (Nederlands → Frans) :

Middelen die de hartgeleiding kunnen vertragen (bv. digoxine, vele antiaritmica, de ß-blokkers, verapamil, diltiazem, antidepressiva van de eerste groep): meer uitgesproken vertraging van de hartgeleiding.
Médicaments pouvant ralentir la conduction cardiaque (p.ex. la digoxine, beaucoup d’antiarythmiques, les ß-bloquants, le vérapamil, le diltiazem, les antidépresseurs du premier groupe): ralentissement plus prononcé de la conduction cardiaque.

- Stoornissen van de hartgeleiding en van het hartritme
- Troubles de la conduction et du rythme cardiaques

Zeer zelden: stoornissen van de hartgeleiding, precordiale pijn,
Très rare : troubles de la conduction cardiaque, douleur précordiale

bepaalde stoornissen van de hartgeleiding die leiden tot hartritmestoornissen (atrioventriculair blok) van de eerste graad.
certains troubles de la conduction cardiaque menant à des troubles du rythme cardiaque (bloc AV) du premier degré.

Zelden: hartfalen, aritmie (abnormale hartfrequentie), oedeem (vochtophoping), palpitaties (hartkloppingen), hartritmestoornissen, ziekte van Raynaud (doorbloedingsstoornis in de ledematen). Zeer zelden: stoornissen van de hartgeleiding, pijn op de borst.
Rare : insuffisance cardiaque, arythmie (fréquence cardiaque anormale), oedème, palpitations (battements de cœur), troubles du rythme cardiaque, maladie de Raynaud (trouble de la circulation du sang dans les extrémités), Très rare : troubles de la conduction cardiaque, douleur à la poitrine

- Adenosine kan interageren met geneesmiddelen die de hartgeleiding verstoren.
- L'adénosine peut interagir avec les médicaments qui perturbent la conduction cardiaque.

Met domperidon en andere geneesmiddelen die het QTc-interval verlengen, moet zeer zorgvuldig worden omgegaan bij patiënten bij wie al sprake is van een tragere hartgeleiding, met name een verlengd QTc-interval, en bij patiënten met ernstige elektrolytenstoornissen of onderliggende hartaandoeningen, zoals congestief hartfalen.
La dompéridone et d’autres médicaments provoquant un allongement de l’intervalle QTc doivent être employés avec prudence chez les patients présentant un allongement pré-existant des intervalles de la conduction cardiaque (en particulier de l’intervalle QTc) ainsi que chez les patients présentant des troubles électrolytiques significatifs ou souffrant d’une maladie cardiaque sous-jacente telle qu’une insuffisance cardiaque congestive.

Reserpine, alfa-methyldopa, guanfacine of clonidine kunnen leiden tot een overmatige daling van de bloeddruk of van de hartfrequentie of tot een vertraging van de hartgeleiding.
Réserpine, méthyldopa alpha, guanfacine ou clonidine peuvent causer une diminution excessive de la fréquence cardiaque ou de la tension artérielle ou peuvent ralentir la conduction cardiaque.