Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «geneesmiddel gerelateerde bijwerkingen » (Néerlandais → Français) :

Getabelleerde lijst van bijwerkingen De volgende tabel vermeldt de geneesmiddel-gerelateerde bijwerkingen (MedDRA) van de 100 mg ICC-databank (N = 204) met een frequentie die overeenkomt met vaak (≥1/100 tot < 1/10) of soms (≥1/1.000 tot < 1/100) en van spontane meldingen met frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).

Liste tabulée des effets indésirables Le tableau ci-dessous regroupe les effets indésirables liés au médicament (selon les termes MedDRA) issus de la base de données ICC pour l’anidulafungine 100 mg (N=204), effets indésirables survenus à une fréquence correspondant à « fréquent » (≥ 1/100 à < 1/10) ou « peu fréquent » (≥ 1/1 000 à < 1/100) et provenant des notifications spontanées à une « fréquence indeterminée » (qui ne peut pas être estimée sur la base des données disponibles).


Tijdens kleinschalige kortdurende klinische onderzoeken werden bij ongeveer 12,5% van de kinderen aan het geneesmiddel gerelateerde bijwerkingen waargenomen. Van deze bijwerkingen bestond het merendeel uit lokale, niet-ernstige oculaire reacties, zoals conjunctivale hyperemie, oogirritatie, oogafscheiding en verhoogde tranenvloed (zie ook rubriek 5.1).

Au cours de petites études cliniques à court terme, approximativement 12,5% des patients pédiatriques ont présenté des effets indésirables, la majorité d’entre eux étant des effets oculaires locaux et non graves tels que hyperhémie conjonctivale, irritation oculaire, écoulement oculaire et augmentation du larmoiement (voir également rubrique 5.1).


De vaakst gerapporteerde aan het geneesmiddel gerelateerde bijwerkingen waren hoofdpijn, bij ongeveer 14% van de patiënten, palpitaties, bij ongeveer 9% van de patiënten, vochtretentie en misselijkheid, beide bij ongeveer 6% van de patiënten, en diarree bij 5% van de patiënten.

Les réactions indésirables les plus fréquentes considérées comme étant liées au traitement ont été les maux de tête, rencontrés chez environ 14 % des patients, les palpitations, chez environ 9 %, la rétention aqueuse et les nausées, chez environ 6 %, et les diarrhées chez 5 %.


De volgende aan het geneesmiddel gerelateerde bijwerkingen werden in klinisch onderzoek vaak gemeld (≥1/100 tot < 1/10) bij astmapatiënten behandeld met montelukast en met een hogere incidentie dan bij patiënten behandeld met placebo:

Les réactions médicamenteuses indésirables suivantes ont été signalées fréquemment dans les études cliniques (≥1/100 à < 1/10) chez les patients asthmatiques traités par montélukast, et ce à une fréquence plus élevée que chez les personnes traitées par placebo :


In klinische onderzoeken bij CML werd het stopzetten van het geneesmiddel door bijwerkingen die gerelateerd waren aan het geneesmiddel gezien bij 2,4% van de nieuw gediagnosticeerde patiënten, 4% van de patiënten in de late chronische fase na falen van interferon therapie, 4% van de patiënten in de acceleratiefase na falen van interferon therapie en 5% van de patiënten in de blastaire crisis na falen van interferon therapie.

Au cours des études cliniques menées dans la LMC, un arrêt du traitement motivé par des effets indésirables imputables au médicament a été observé chez 2,4% des patients nouvellement diagnostiqués, 4% des patients en phase chronique tardive après échec du traitement par l’interféron, 4% des patients en phase accélérée après échec du traitement par l’interféron et 5% des patients en crise blastique après échec du traitement par l’interféron.


In klinische onderzoeken bij CML werd het stopzetten van het geneesmiddel door bijwerkingen die gerelateerd waren aan het geneesmiddel gezien bij 2,4% van de nieuw gediagnosticeerde patiënten, 4% van de patiënten in de late chronische fase na falen van interferon therapie, 4% van de patiënten in de acceleratiefase na falen van interferon therapie en 5% van de patiënten in de blastaire crisis na falen van interferon therapie.

Au cours des études cliniques menées dans la LMC, un arrêt du traitement motivé par des effets indésirables imputables au médicament a été observé chez 2,4% des patients nouvellement diagnostiqués, 4% des patients en phase chronique tardive après échec du traitement par l’interféron, 4% des patients en phase accélérée après échec du traitement par l’interféron et 5% des patients en crise blastique après échec du traitement par l’interféron.


In klinische studies waren de meest voorkomende, aan het geneesmiddel gerelateerde, uit de behandeling voortkomende bijwerkingen reversibele misselijkheid (20%) en braken (14%), wat gewoonlijk vroegtijdig voorkwam (op behandelingsdagen 1-2) en over het algemeen mild tot matig in hevigheid was.

Dans les essais cliniques, les événements indésirables liés au traitement les plus fréquents étaient des nausées (20 %) et des vomissements (14 %). Ils étaient réversibles, d'intensité légère à modérée et survenaient généralement précocement (après 1 à 2 jours de traitement).


In de klinische studie werd geen geneesmiddel gerelateerde systemische bijwerkingen geregistreerd.

Au cours de l’étude clinique, aucun effet indésirable lié au médicament n’a été enregistré.


Bijwerkingen gezien als mogelijk of waarschijnlijk geneesmiddel gerelateerd in een fase III klinisch onderzoek bij de ziekte van Paget waarbij risedronaat werd vergeleken met etidronaat (61 patiënten in elke groep), (frequentie groter bij risedronaat dan bij etidronaat): artralgie (9,8% vs 8,2%), amblyopie, apnoe, bronchitis, colitis, laesie van de cornea, krampen in de benen, duizeligheid, droge ogen, griepachtige toestand, hypocalcemia, myasthenie, neoplasma, nycturie, perifeer oedeem, botpijn, pijn in de borstkas, uitslag, sinusitis, tinnitus en gewichtsverlies (allemaal 1,6% vs 0,0%).

Dans les études cliniques de Phase III sur la maladie de Paget comparant le risédronate versus l’étidronate (61 patients dans chaque groupe), les événements indésirables suivant, considérés comme possiblement ou probablement liés au médicament par les investigateurs, ont été rapportés (incidence plus élevé dans le groupe risédronate que dans le groupe étidronate) : arthralgie (9,8 % vs 8,2 %) ; amblyopie, apnée, bronchite, colite, lésion de la cornée, crampes des jambes, vertiges, yeux secs, syndrome grippal, hypocalcémie, myasthénie, néoplasme, nycturie, œdème périphérique, douleurs osseuses, douleurs thoraciques, rash, sinusite, acoup ...[+++]


Bij GIST werd bij 4% van de patiënten het studiegeneesmiddel stopgezet ten gevolge van bijwerkingen die gerelateerd waren aan het geneesmiddel.

Dans les GIST, le produit étudié a été arrêté en raison d'effets indésirables imputables au médicament chez 4% des patients.


w