trombocytopen ie, verminderde hematocriet, kristalurie en verlengde protrombinetij d, hemolytische anemie, soms in verband gebracht met glucose-6- fosfaatdehydro genasedeficiën tie (zie rubriek 4.4) overgevoelighe idsreacties zoals anafylaxie (zie rubriek 4.4), angio-oedeem, urticaria, interstitiële nefritis, petechiën, bloedblaren, papels met vasculitis stemmingswiss elingen, slapeloosheid, slaapstoornisse n, depressie,
candidose vaginale thrombocytopé nie, baisse de l’hématocrite, cristallurie et allongement du temps de prothrombine, anémie hémolytique parfois liée à un déficit en glucose-6- phosphatedéhydrogénase (voir rubrique 4.4) réactions d’hypersensibil ité telles qu’anaphylaxie (voir rubrique 4.4), angioœdème, urticaire, néphrite interstitielle, pétéchies, phlyctènes hémorragique, papules avec vasculite sautes d’humeur,
