Traduction de «frequentst werden » (Néerlandais → Français) :

TERMINOLOGIE

personen die in contact komen met gezondheidszorg voor specifieke verrichtingen die niet werden uitgevoerd
Sujets ayant recours aux services de santé pour des actes médicaux spécifiques, non effectués

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

De drie indicatoren die het frequentst werden gekozen, zijn: het ‘keizersnedencijfer’ (20 %), het ‘intramuraal letaliteitscijfer na opname voor heupfractuur’ (14 %) en de ‘ziekenhuissterfte na opname voor een acuut myocard infarct’ (14 %) (zie tabel 1).
‘Taux de césariennes’ (20 %), ‘taux de létalité intra-hospitalière après admission pour une fracture de hanche’ (14 %) et ‘létalité hospitalière suite à une admission pour infarctus du myocarde’ (14 %) sont les trois indicateurs les plus fréquemment cités (voir tableau 1).

- De 3 indicatoren die het frequentst werden gekozen voor de dimensie patiëntveiligheid zijn ‘decubitus ulcus (PSI 3)’ (13 %), ‘postoperatieve sepsis (PSI 13)’ (8 %) en ‘failure to rescue (PSI 4)’ (7 %).
- Les trois indicateurs les plus fréquemment sélectionnés se rapportant à la dimension de la sécurité des patients sont ‘l’ulcère de décubitus (PSI 3)’ (13 %), la ‘septicémie postopératoire (PSI 13)’ (8 %) et la ‘failure to rescue (PSI 4)’ (7 %).

- De 3 indicatoren die het frequentst werden gekozen voor de dimensie capaciteit en innovatie zijn: ‘klinische paden’ (17 %), ‘personeelsverloop’ (12 %) en het ‘percentage daghospitalisatie’ (11 %).
- Les trois indicateurs les plus fréquemment sélectionnés se rapportant à la dimension de la capacité et innovation sont les ‘itinéraires cliniques’ (17 %), ‘le taux de turn-over du personnel’ (12 %) et le ‘taux d’hospitalisation de jour’ (11 %).

- De 3 indicatoren die het frequentst werden geselecteerd voor de dimensie klinische performantie waren ‘het keizersnedencijfer’ (20 %), ‘letaliteit t.g.v. heupfractuur’ (14 %) en de ‘ziekenhuissterfte t.g.v. myocardinfarct’ (14 %).
- Les trois indicateurs les plus fréquemment sélectionnés se rapportant à la dimension de la performance clinique sont le ‘taux de césariennes’ (20 %), le ‘taux de létalité intra-hospitalière après admission pour une fracture de hanche’ (14 %) et la ‘létalité hospitalière suite à une admission pour infarctus du myocarde’ (14 %).

De drie indicatoren die het frequentst werden gekozen, zijn: ‘de graad van financiële onafhankelijkheid’ (16 %), ‘de performantieverblijfsduur 1’ (16 %) en de ‘acid test’ (13 %) (zie tabel 2).
‘Taux d’indépendance financière’ (16 %), ‘performance en durée de séjour 1’ (16 %) et ‘acid test’ (13 %) sont les 3 indicateurs les plus fréquemment plébiscités (voir tableau 2).

De vier indicatoren die het frequentst werden gekozen, zijn: ‘klinische paden’ (17 %), ‘personeelsverloop’ (12 %), ‘percentage daghospitalisatie’ (11 %) en ‘gebruik van hospitalisatiecapaciteit’ (9 %) (zie tabel 3).
‘Itinéraires cliniques’ (17 %), ‘taux de turn-over du personnel’ (12 %), ‘taux d’hospitalisation de jour’ (11 %) et ‘utilisation de la capacité d’hospitalisation’ (9 %) sont les quatre indicateurs les plus fréquemment cités (voir tableau 3).

Rusteloze benen syndroom, frequentste bijwerkingen De frequentste (≥ 5%) bijwerkingen bij patiënten met een Rusteloze benen syndroom die werden behandeld met pramipexol, waren nausea, hoofdpijn, duizeligheid en vermoeidheid.
Syndrome des jambes sans repos, événements indésirables les plus fréquents Les effets indésirables du traitement les plus fréquemment (≥ 5 %) rapportés par les patients atteints du syndrome des jambes sans repos et traités par pramipexole étaient les nausées, les céphalées, les étourdissements et la fatigue.

De frequentste bijwerkingen die werden gerapporteerd bij volwassen patiënten die werden behandeld met een totale dagdosering van 1.000 mg en 2.000 mg claritromycine, waren: nausea, braken, smaakstoornissen, buikpijn, diarree, huiduitslag, winderigheid, hoofdpijn, constipatie, gehoorstoornis, stijging van de serumspiegels van glutamaatoxaalacetaattransaminase (SGOT) en glutamaatpyruvaattransaminase (SGPT).
Chez les patients adultes, les réactions indésirables le plus fréquemment signalées par les patients traités par des doses journalières totales de 1 000 et 2 000 mg de clarithromycine étaient : nausées, vomissements, altération du goût, douleur abdominale, diarrhée, éruption cutanée, flatulences, céphalée, constipation, troubles de l’audition, élévation de la transaminase glutamique oxaloacétique sérique (SGOT) et de la transaminase glutamique pyruvique sérique (SGPT).

De frequentste bijwerkingen die in minstens één indicatie werden gemeld bij patiënten die in klinische studies werden behandeld met valaciclovir, waren hoofdpijn en nausea.
Les effets indésirables (EI) les plus fréquemment rapportés dans au moins une indication chez des patients traités par valaciclovir dans les études cliniques ont été des céphalées et des nausées.

De frequentst gemelde bijwerkingen door patiënten die resistent of intolerant waren voor een voorafgaande behandeling met imatinib en die werden behandeld met SPRYCEL waren vochtretentie (waaronder pleurale effusie), diarree, hoofdpijn, misselijkheid, huiduitslag, kortademigheid, bloeding, vermoeidheid, pijn in de spieren, infectie, overgeven, hoesten, buikpijn en koorts.
Les effets indésirables les plus fréquemment rapportés chez les patients résistants ou intolérants à un traitement antérieur par imatinib, traités par SPRYCEL, ont été: rétention hydrique (dont épanchement pleural), diarrhée, céphalée, nausée, rash cutané, dyspnée, hémorragie, fatigue, douleur musculo-squelettique, infection, vomissement, toux, douleur abdominale et pyrexie.