In dat opzicht wordt er voorgesteld om, wanneer men aanraadt om de inname van verzadigde vetzuren te beperken, een geschikte verhouding tussen meervoudig onverzadigde n-3- (of ω-3) en n-6- (of ω- 6) vetzuren te behouden; de postprandiale triglyceridemie wordt immers beperkt als de inname van meervoudig onverzadigde n-3-vetzuren (DHA, EPA) hoger ligt (Sanders et al., 1997).
A cet égard, il est suggéré, lorsque l’on conseille de réduire l’apport en acides gras saturés, de maintenir un rapport entre acides gras polyinsaturés n-3 (ou ω-3) et n-6 (ou ω-6) approprié ; la triglycéridémie postprandiale est en effet réduite si l’apport en acides gras polyinsaturés n-3 (DHA, EPA) est plus important (Sanders et al., 1997).