Het doseringsschema moet erop gericht zijn om een IgG-dalspiegel (gemeten voorafgaand aan het volgende infuus) van ten minste 5 tot 6 g/liter te bereiken.
La posologie doit atteindre un taux résiduel d'IgG (mesuré avant la perfusion suivante) d'au moins 5 à 6 g/l.