Vertaling van "door enzymatische hydrolyse " (Nederlands → Frans) :

MIVACRON wordt voornamelijk afgebroken via enzymatische hydrolyse door de plasmacholinesterases met vorming van de metabolieten quaternaire alcohol en monoester.
La principale voie de dégradation du MIVACRON est une hydrolyse enzymatique par les cholinestérases plasmatiques avec formation de métabolites alcool et monoester quaternaires.

Aangenomen wordt dat deze omzetting plaatsvindt door enzymatische hydrolyse, voornamelijk in de lever.
On suppose que cette conversion se produit par hydrolyse enzymatique, surtout au niveau du foie.

De metabolieten zijn kleine peptidefragmenten die worden gevormd door enzymatische hydrolyse van ganirelix op bepaalde plaatsen.
Les métabolites sont des petits fragments peptidiques formés par hydrolyse enzymatique du ganirelix survenant en des sites limités.

In het serum wordt tetracosactide snel afgebroken door enzymatische hydrolyse, eerst in inactieve oligopeptiden, daarna in vrije aminozuren.
Dans le sérum, le tétracosactide est dégradé rapidement par hydrolyse enzymatique, d’abord en oligopeptides inactifs, puis en acides aminés libres.

Biotransformatie Thalidomide wordt bijna uitsluitend gemetaboliseerd door niet-enzymatische hydrolyse.
Biotransformation Le thalidomide est métabolisé presque exclusivement par hydrolyse non enzymatique.

De hydrolyse van de TG in vetzuren door de LPL is een enzymatisch proces waarvoor apolipoproteïne CII als co-factor nodig is. De vrijgekomen vetzuren dringen in de weefsels en kunnen er als energiesubstraten dienen (hepatische of musculaire β-oxidatie), er, na herverestering, opgeslagen worden in de vorm van TG (vooral in het vetweefsel) of dienen als precursoren voor de synthese van membranale of intracellulaire vetbestanddelen (fosfolipiden, sfingolipiden, enz) met verscheidene belangrijke functies (structurele rol, signalisatie, enz.).
L’hydrolyse des TG en acides gras par la LPL est un processus enzymatique nécessitant comme co-facteur l’apolipoprotéine CII. Les acides gras libérés pénètrent dans les tissus et peuvent y servir de substrats énergétiques (β-oxydation hépatique ou musculaire), y être stockés après réestérification sous forme de TG (dans le tissu adipeux surtout), ou servir de précurseurs de synthèse de constituants lipidiques membranaires ou intracellulaires (phospholipides, sphingolipides, etc) aux fonctions majeures diverses (rôle structurel, signalisation, etc.).