Vertaling van "celcultuur zijn " (Nederlands → Frans) :

Resistentie in celcultuur: LVDr-virussen met rtM204V en rtL180M substituties in de reversetranscriptase zijn acht keer minder gevoelig voor entecavir dan wild-type HBV. De integratie van de additionele ETVr aminozuurveranderingen rtT184, rtS202 en/of rtM250 vermindert entecavir gevoeligheid in celcultuur.
Résistance en culture cellulaire: par rapport au VHB de type sauvage, les virus résistants à la lamivudine possédant les mutations M204V et L180M, ont montré une diminution de 8 fois de la sensibilité à l'entecavir.

Andere laboratoria dienen ontraden te worden om deze stalen in virale celcultuur te kweken.
Il doit être déconseillé aux autres laboratoires de cultiver ces échantillons sur culture cellulaire virale.

Nevirapine had in een celcultuur geen antivirale activiteit tegen isolaten van groep O HIV-1 of HIV-2.
La névirapine n’a aucune activité antivirale en culture cellulaire contre des isolats de VIH-1 de groupe O ou des isolats du VIH-2.

Werkzame bestanddelen: Levend, geattenueerd feliene calicivirus (stam F9) 10 4.6 -10 6.1 * CCID 50 Levend, geattenueerd feliene virale rhinotracheïtis virus (stam F2) 10 5,0 -10 6,6 * CCID 50 Levend, geattenueerd feliene panleukopenievirus (stam LR 72) 10 3.7 -10 4.5 * CCID 50 * Celcultuur Infectieuze Dosis
Principe actif : Calicivirus félin vivant atténué (souche F9) 10 4,6 -10 6,1 * DICC 50 Virus vivant atténué de la rhinotrachéite virale féline (souche F2) 10 5,0 -10 6,6 * DICC 50 Virus vivant atténué de la panleucopénie féline (souche LR 72) 10 3,7 -10 4,5 * DICC 50

Na 1 week monotherapie met nevirapine, hadden isolaten van 3/3 patiënten een verminderde gevoeligheid voor nevirapine in een celcultuur.
Après une monothérapie d’une semaine par la névirapine, les isolats de 3 patients sur 3 ont montré une diminution de la sensibilité à la névirapine en culture cellulaire.

In de achtste week van monotherapie met nevirapine, had 100% van de geteste patiënten (n=24) HIV-1 isolaten met een > 100-voudig verminderde gevoeligheid voor nevirapine in een celcultuur vergeleken met de uitgangswaarde en deze hadden één of meer van de met nevirapine geassocieerde resistentiemutaties in het RT.
Lors de la semaine 8 de la monothérapie par la névirapine, 100 % des patients testés (n = 24) montraient des isolats du VIH-1 présentant une diminution de plus de 100 fois de la sensibilité à la névirapine en culture cellulaire par rapport à l’inclusion, et au moins une des mutations sur le gène de la transcriptase inverse associées à une résistance à la névirapine.

Kruisresistentie: de kruisresistentieprofielen van efavirenz, nevirapine en delavirdine in celcultuur toonden aan dat de K103N-substitutie een verlies van gevoeligheid veroorzaakt voor alle drie NNRTI’s. Twee van drie delavirdine-resistente klinische isolaten die werden onderzocht waren kruisresistent tegen efavirenz en bevatten de K103N-substitutie.
Résistance croisée : dans les cultures cellulaires, les profils de résistance croisée de l'éfavirenz, de la névirapine et de la délavirdine ont montré que la substitution K103N confère une perte de sensibilité aux trois INNTI. Deux des trois isolats cliniques résistants à la délavirdine examinés présentaient une résistance croisée vis-à-vis de l'éfavirenz et contenaient la mutation K103N.

De één-aminozuursubstituties die de hoogste resistentie tegen efavirenz veroorzaakten in celcultuur zijn leucinefiisoleucine in positie 100 (L100I, 17 tot 22x resistentie) en lysinefiasparagine in positie 103 (K103N, 18 tot 33x resistentie).
Les substitutions simples ayant engendré la plus grande résistance à l'éfavirenz dans les cultures cellulaires correspondent au changement de la leucine en isoleucine au niveau du codon 100 (L100I, résistance de 17 à 22 fois supérieure) et au changement de la lysine en asparagine au niveau du codon 103 (K103N, résistance de 18 à 33 fois supérieure).

Resistentie: de potentie van efavirenz in celcultuur tegen virale varianten met aminozuursubstituties op posities 48, 108, 179, 181 of 236 in RT of varianten met aminozuursubstituties in de protease was vergelijkbaar met die tegen wilde virusstammen.
Résistance : dans les cultures cellulaires, l'efficacité de l'éfavirenz sur les mutants comportant des substitutions d’acides aminés aux points 48, 108, 179, 181 ou 236 de la transcriptase inverse ou sur les mutants comportant des substitutions d’acides aminés dans le gène de la protéase est similaire à celle observée sur des souches de type sauvage.