Afhankelijk van de ernst van de toestand van de patiënt, kan men vooreerst herhaaldelijk een 10% oplossing van calciumgluconaat en calciumchloride intraveneus toedienen, gevolgd door een continu infuus.
En fonction de la gravité de l’état du patient, on peut d’abord administrer plusieurs fois de suite une solution à 10 % de chlorure et gluconate calcique en intraveineux, et poursuivre en perfusion continue.