Allen beschrijven zij een morfologische overleving van > 90 %, een bevruchtingsgraad van > 90 %, een blastocystvorming vergelijkbaar met verse eicellen en een live birth rate vergelijkbaar met verse eicellen.
Ils décrivent tous une survie morphologique supérieure à 90 %, un taux de fécondation de > 90 %, une formation de blastocystes et un taux de naissances vivantes comparables aux ovocytes frais.