W
egens zijn bradycardiserend effect dient ivabradine ver
meden te worden bij patiënten met een tweedegraads atrioventriculair blok of een hartfrequentie in rust lager dan 60 slagen/ minuut, alsoo
k bij patiënten met congenitale verlenging van het QT-interval of die behandeld worden met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen [zi
e Inl.6.2.2. in het Gecommentarieerd Geneesmid ...[+++]delenrepertorium en Folia november 2012].
Etant donné son effet bradycardisant, l’ivabradine est à éviter chez les patients ayant un bloc auriculo-ventriculaire du 2 e degré ou une fréquence cardiaque de repos < 60 battements/minute, ainsi que chez les patients présentant un allongement congénital de l’intervalle QT ou traités par des médicaments allongeant l’intervalle QT [voir Intro.6.2.2. dans le Répertoire Commenté des Médicaments et les Folia de novembre 2012].