Luidens de parlementaire voorbereiding van het toenmalige artikel 106 stelt die bepaling “de verjaringstermijn eenvormig [vast] op twee jaar; [het] bepaalt nader dat niet mag worden afgezien van de verjaringen met betrekking tot betalingen van prestaties” (Parl.
Aux termes des travaux préparatoires de l’article 106 de l’époque, cette disposition fixe “le délai de prescription uniformément à deux années; [elle] précise qu’il ne peut être renoncé au bénéfice des prescriptions visant les cas de paiements de prestations” (Doc. parl.