De aanwezigheid van antilichamen leek niet samen te hangen met de incidentie van infusiegerelateerde bijwerkingen, hoewel het optreden van IAR’s wel samenviel met de aanmaak van IgG-antilichamen.
La présence d’anticorps ne semblait pas être liée à l’incidence des RAP, bien que l’apparition de ces dernières ait généralement coïncidé avec la formation d’anticorps IgG.