Bij de behandeling van astma gebruikt men ß 2 -mimetica (kortwerkende of langwerkende), anticholinergica (kortwerkende, niet de langwerkende), corticosteroïde
n (via inhalatie en systemisch), antagonisten van de leukotrieenreceptoren, theophylline en natriumcromoglycaat. Het onderscheid tussen stoffen met bronchodilaterende eigens
chappen en deze met anti-inflammatoire eigenschappen is niet absoluut: voor de ß 2 -mimetica en de anticholinergica overweegt he
t bronchodilaterend effect ...[+++], terwijl de corticosteroïden en de antagonisten van de leukotrieenreceptoren vooral actief zijn door hun anti-inflammatoire werking; theophylline bezit bescheiden bronchodilaterende, en mogelijk ook anti-inflammatoire eigenschappen; natriumcromoglycaat inhibeert de mediatorenvrijstelling.