Bij bepaalde patiënten werden een plasmastaal en stalen van de cerebrospinale vloeistof afgenomen na ongeveer 1/2, 1, 2, 4 en 8 uur na beëindiging van het infuus op de tweede en derde dag van de behandeling.
Chez certain patients, un échantillon plasmatique et des échantillons de liquide céphalorachidien ont été prélevés environ 1/2, 1, 2, 4 et 8 heures après la fin de la perfusion aux deuxième et troisième jours du traitement.