Vertaling van "20 in behandelingsweek " (Nederlands → Frans) :

TERMINOLOGIE

del(20)(p12.3)
syndrome de microdélétion 20p12.3

maternale uniparentale disomie van chromosoom 20
disomie uniparentale maternelle du chromosome 20

partiële trisomie van chromosoom 20
trisomie partielle du chromosome 20

dup(20)(q11.2)
syndrome de microduplication 20q11.2

del(20)(q13.33)
syndrome de microdélétion 20q13.33

diepe mentale retardatie, IQ lager dan 20
retard mental profond (Q.I. inférieur à 20)

detectie van COVID-20
détection de SARS-CoV-2

humaan adenovirus 20
adénovirus humain 20

humaan rhinovirus 20
rhinovirus humain 20

humaan echovirus 20
échovirus humain de type 20

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Proefpersonen met detecteerbaar HCV-RNA in behandelingsweek 8 of een van de volgende behandelingsweken maar daarna en in behandelingsweek 24 negatief (‘late responders’) werden bij het bezoek in behandelingsweek 28 geblindeerd naar placebo overgezet en gingen door met behandeling met peginterferon alfa-2b + ribavirine voor nog eens 20 weken, wat de totale behandelingsduur op 48 weken bracht.
Les sujets présentant un taux d’ARN-VHC détectable à S 8 ou toute semaine de traitement ultérieure, mais qui étaient ensuite négatifs à S 24 (répondeurs lents) ont reçu un placebo en aveugle à la visite S 28 et ont continué le traitement par peginterféron alfa-2b + ribavirine pendant 20 semaines supplémentaires, soit une durée de traitement totale de 48 semaines.

In een vergelijkend onderzoek bood combinatietherapie met nucleosideanalogen (tripletherapie met zidovudine plus didanosine) bescherming tegen de selectie van virus dat ten minste één aminozuursubstitutie, geassocieerd met resistentie, uitdrukt tegen zowel indinavir (van 13/24 tot 2/20 in behandelingsweek 24) als de nucleosideanalogen (van 10/16 tot 0/20 in behandelingsweek 24).
Dans un essai comparatif, l’association avec des analogues nucléosidiques (trithérapie avec de la zidovudine plus de la didanosine) a conféré une protection vis-à-vis de la sélection du virus exprimant au moins une substitution d’acide aminé associée à une résistance à la fois à l’indinavir (de 13/24 à 2/20 à la 24 ème semaine de traitement) et aux analogues nucléosidiques (de 10/16 à 0/20 à la 24 ème semaine de traitement).