Na intraveneuze en subcutane toediening van 14 C-azacitidine werd respectievelijk 85 en 50% van de toegediende radioactiviteit in de urine teruggevonden, terwijl < 1% in de feces werd teruggevonden.
Après administration intraveineuse et sous-cutanée de 14 C-azacitidine, respectivement 85% et 50% de la radioactivité administrée ont été retrouvés dans les urines contre < 1% dans les selles.