FCD wijst er verder op dat de openbare middelen waarvoor de Franse destructiebedrijven in aanmerking kwamen niet alleen bestemd waren voor de financiering van de wettelijk vastgestelde openbare destructiedienst, maar ook voor de financiering van andere activiteiten die niet onder het toepassingsgebied van de wet vielen, zoals de vernietiging van zowel na het communautaire verbod van december 2000 als vóór deze datum geproduceerd diermeel, waarvoor een bedrag van 205 miljoen EUR aan dringende steun zonder voorafgaande aanbesteding aan de destructiebedrijven zou zijn overgemaakt.
The FCD also pointed out that the public financing received by the French rendering undertakings was intended not only to finance the PRS as defined by the legislation, but also to finance other activities not falling within the scope of that legislation, such as the destruction of animal meal produced both before and after the Community ban of December 2000, for which aid of EUR 205 million was paid to rendering undertakings as an emergency measure and without an invitation to tender.