Zij voert aan dat de werknemers van haar volle dochteronderneming Grolsche Bierbrouwerij Nederland BV aan de meeste litigieuze bijeenkomsten hebben deelgenomen en de Commissie bijgevolg niet had moeten concluderen dat zij aan de inbreuk heeft deelgenomen, maar haar in voorkomend geval veeleer aansprakelijk had moeten stellen voor een inbreuk die door haar dochteronderneming is gepleegd.
It argued that the employees of its wholly-owned subsidiary, Grolsche Bierbrouwerij Nederland BV, attended most of the meetings at issue and that consequently the Commission should not have found that Koninklijke Grolsch NV participated in the infringement but, if appropriate, should instead have attributed liability to it for an infringement committed by its subsidiary.