(7) De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer hun ter kennis komt dat de aanvrager van een verblijfsvergunning ervan verdacht wordt zich schuldig te hebben gemaakt of deel te hebben genomen aan genocide, misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsmisdrijven, overeenkomstig het nationale recht naar de betrokken handelingen een onderzoek kan worden ingesteld en dat die handelingen, indien daarvoor redenen aanwezig zijn, kunnen worden vervolgd.
(7) The competent authorities of the Member States are to ensure that, where they receive information that a person who has applied for a residence permit is suspected of having committed or participated in the commission of genocide, crimes against humanity or war crimes, the relevant acts may be investigated, and, where justified, prosecuted in accordance with national law.