Met hun derde middel, dat subsidiair wordt aangevoerd voor het geval dat wordt geoordeeld dat een beroep op artikel 291, lid 2, VWEU als grondslag voor de vaststelling van individuele beperkende maatregelen juridisch mogelijk is in het kader van een beleid van vaststelling van beperkende maatregelen die aanvankelijk op artikel 215 VWEU waren gebaseerd, betogen rekwiran
tes dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in wezen in de punten 75 tot en met 83 van zijn arrest te oordelen dat de Raad van de Unie, om het in de bewoordingen van artikel 291, lid 2, te zeggen, „naar behoren gemotiveerd” heeft waarom hij
...[+++] een beroep heeft gedaan op die afwijkende procedure, die in casu de enige beschikbare procedure was.
By their third ground of appeal, which is put forward in the alternative in the event that it is held that recourse to Article 291(2) TFEU, as a basis for the adoption of individual restrictive measures, is legally possible in the context of a policy of adopting restrictive measures initially based on Article 215 TFEU, the appellants submit that the General Court erred in law when it ruled, in essence, in paragraphs 75 to 83 of its judgment, that the Council of the European Union, in the words of Article 291(2), ‘duly justified’ the recourse to that derogating procedure, which was the only one available in this case.