Uit de feiten van de zaak en de motivering van de verwijzingsbeslissing blijk
t dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 14, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, in zoverre die bepaling een verschil in behandeling
zou invoeren tussen twee categorieën van kandidaten voor een mandaat van lid van de Franstalige benoemi
...[+++]ngscommissie voor het notariaat : enerzijds, diegenen die kandidaat zijn in de hoedanigheid van notaris of geassocieerd notaris die geen titularis is en, anderzijds, diegenen die kandidaat zijn in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit die geen notaris, kandidaat-notaris of geassocieerd notaris is ».Aus dem Sachverhalt und der Begründung der Verweisungsentscheidung geht h
ervor, dass der Hof gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 14 § 1 Absatz 1 Nr. 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention, zu befinden, insofern diese Bestimmung einen Behandlungsu
nterschied zwischen zwei Kategorien von Bewerbern um ein Mandat als Mitglied der französischsprachige Ernennungskommission für das Notar
...[+++]iatswesen einführe: einerseits denjenigen, die sich als Notar oder als gesellschaftlich verbündeter Notar, der nicht Notariatsstubeninhaber ist, bewerben würden, und andererseits denjenigen, die sich in ihrer Eigenschaft als « Lehrbeauftragter oder Professor der Rechte an einer Rechtsfakultät einer belgischen Universität, der nicht Notar, Notarsanwärter oder gesellschaftlich verbündeter Notar ist » bewerben würden.