4. betreurt het gebrek aan harmonisatie bij het verbod op diermeel; dringt aan op een verbod op voederproductie en op voederpraktijken waarbij dierlijke resten worden gebruikt als voer voor rundvee, schapen, geiten en andere dieren zoals pluimvee en vis, zolang de lidstaten de naleving van de bestaande EU-wetgeving inzake BSE-preventie niet kunnen garanderen (behandeling bij 133ºC, 3 bar, 20 minuten; gegarandeerde verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal, enz.) en zolang de door de Commissie voorgestelde verwijdering van gestorven dieren (COM(2000) 574 ) nog niet van kracht is;
4. bedauert die fehlende Harmonisierung beim Verbot von Tiermehl und fordert deshalb das Verbot der Tierfutterproduktion und von Fütterungspraktiken in der Landwirtschaft, die die Rückführung von Tiermaterial an Rinder, Schafe, Ziegen und alle anderen Tiere, einschließlich Geflügel und Fisch umfassen, solange die Mitgliedstaaten die Anwendung der geltenden EU-Rechtsvorschriften zur Verhütung von BSE (20minütige Hitzebehandlung bei 133ºC, 3 bar; garantierte Aussonderung
von spezifiziertem Risikomaterial usw.) nicht gewährleisten können, und solange die Aussonderung gefallener Tiere, wie von der Kommission vorgeschlagen (KOM(2000) 574 ) n
...[+++]icht umgesetzt wurde;