In het derde middel wordt aangevoerd dat de bestreden artikelen de artikelen 10, 11, 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, zouden schenden omdat de onwerkbaarheid van het bestreden tijdsregistratiesysteem de betrokken werkgever op een ongrondwettige wijze blootstelt aan strafsancties.
Im dritten Klagegrund wird angeführt, die angefochtenen Artikel verstiessen gegen die Artikel 10, 11, 12 Absatz 2 und 14 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 7 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 15 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, weil das Nichtfunktionieren des beanstandeten Zeitregistrierungssystems die betroffenen Arbeitgeber auf verfassungswidrige Weise Strafsanktionen aussetze.