3.3.1. Bij koplichten die ontworpen zijn voor het uitstralen van dimlicht en groot licht wordt de verlichtingssterkte van de grootlichtbundel op het scherm gemeten met dezelfde instelling van het koplicht als voor de metingen in de punten 3.2.5 tot en met 3.2.7 hierboven is beschreven.
3.3.1. Bei Scheinwerfern für Abblendlicht und Fernlicht ist die auf dem Meßschirm durch das Fernlicht erzeugte Beleuchtungsstärke bei der gleichen Einstellung wie bei den Messungen gemäß Abschnitt 3.2.5 bis 3.2.7 zu messen; bei Scheinwerfern nur für Fernlicht erfolgt die Einstellung so, daß das Gebiet der größten Beleuchtungsstärke im Schnittpunkt der Linien hh und vv liegt.