Het Hof wordt gevraagd of artikel 235ter van het Wetboek van strafvordering een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat bij de controle door de kamer van inbeschuldigingstelling over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden van observatie en infiltratie, aan de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde geen inzage wordt verleend in het vertrouwelijk dossier, terwijl de regelmatigheid van andere niet-bijzondere opsporingsmethoden, hetzij voor de onderzoeksgerechten, hetzij voor de vonnisgerechten, kan worden betwist aan de hand van alle stukken van het strafdossier.
Der Hof wird gefragt, ob Artikel 235ter des Strafprozessgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, insofern im Rahmen der Kontrolle der Anklagekammer in Bezug auf die Anwendung der besonderen Ermittlungsmethoden der Observation und der Infiltrierung der Zivilpartei und dem Beschuldigten keine Einsichtnahme in die vertrauliche Akte gewährt werde, während die Ordnungsmässigkeit anderer, nicht besonderer Ermittlungsmethoden entweder vor den Untersuchungsgerichten oder vor den erkennenden Gerichten angefochten werden könne anhand aller Elemente der Strafakte.