Vertaling van "nadat de lidstaten hun vierde jaarrapport " (Nederlands → Duits) :

De Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht zal krachtens artikel 89 ervan in werking treden de eerste dag van de vierde maand na de dertiende nederlegging - op voorwaarde dat tot de overeenkomstsluitende lidstaten die hun bekrachtigings- of toetredingsakte zullen hebben nedergelegd, de drie staten behoren met het grootste aantal geldende Europese octrooien in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de overeenkomst wordt ondertekend - of op de eerste dag van de vierde maand na de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen de verordening (EU) nr. 1215/2012 inzake de verhouding van de verordening tot deze overeenkomst.
Das Übereinkommen über ein Einheitliches Patentgericht soll gemäß dessen Artikel 89 am ersten Tag des vierten Monats nach Hinterlegung der 13. Ratifikations- oder Beitrittsurkunde, sofern dem Kreis der Vertragsmitgliedstaaten, die ihre Ratifikations- oder Beitrittsurkunden hinterlegt haben, die drei Staaten angehören, in denen es im Jahr vor dem Jahr der Unterzeichnung des Übereinkommens die meisten gültigen europäischen Patente gab, oder aber am ersten Tag des vierten Monats nach dem Inkrafttreten der Änderungen der Verordnung (EU) 1215/2012, die das Verhältnis zwischen jener Verordnung und diesem Übereinkommen betreffen, in Kraft treten.

Dit verslag wordt geactualiseerd nadat de lidstaten hun vierde jaarrapport hebben ingediend.
Dieser Bericht wird nach der Vorlage des vierten Jahresberichts durch die Mitgliedstaaten aktualisiert.

« Schendt artikel 40ter, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals dat artikel is gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 8 juli 2011, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 september 2011, de artikelen 10, 11, 22 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 (Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven) en 14 (Verbod van discriminatie) van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 3 van het Vierde Protocol erbij, met artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met de artikelen 18, 20 en 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met de artikelen 2, 7 en 8 van de Richtlijn 2004/38/EG van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, in zoverre het een discriminatie teweegbrengt tussen de buitenlandse echtgenoot (of andere familieleden) van een Belg - ongeacht het feit of die zijn recht op vrij verkeer van personen al dan niet reeds heeft uitgeoefend - en de buitenlandse echtgenoot (of andere familieleden) van een burger van de Unie doordat het het recht op gezinshereniging van de echtgenoot van een Belg aan striktere toekenningsvoorwaarden in termen van voldoende huisvesting en bestaansmiddelen koppelt dan voor de echtgenoten (of andere familieleden) van een burger van de Unie die onder de gunstigere regeling van artikel 40bis van de wet van 15 december 1980 vallen ?
« Verstößt Artikel 40ter Absatz 2 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern, abgeändert durch Artikel 9 des Gesetzes vom 8. Juli 2011, veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 12. September 2011, gegen die Artikel 10, 11, 22 und 191 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit den Artikeln 8 (Recht auf Achtung des Privat- und Familienlebens) und 14 (Verbot der Benachteiligung) der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 3 des Protokolls Nr. 4 zu dieser Konvention, mit Artikel 12 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, mit den Artikeln 18, 20 und 21 des Vertrags über die Arbeitsweise der Europäischen Union (AEUV), mit den Artikeln 2, 7 und 8 der Richtlinie 2004/38/EG vom 29. April 2004 über das Recht der Unionsbürger und ihrer Familienangehörigen, sich im Hoheitsgebiet der Mitgliedstaaten frei zu bewegen und aufzuhalten, indem er eine Diskriminierung einführt zwischen dem ausländischen Ehepartner (oder anderen Familienangehörigen) eines Belgiers - unabhängig davon, ob dieser bereits von seinem Freizügigkeitsrecht Gebrauch gemacht hat oder nicht - und dem ausländischen Ehepartner (oder anderen Familienangehörigen) eines Unionsbürgers, indem er das Recht auf Familienzusammenführung des Ehepartners eines Belgiers mit strengeren Gewährungsbedingungen in Bezug auf ausreichende Unterkunftsmöglichkeiten und Existenzmittel verbindet als für die Ehepartner (oder anderen Familienangehörigen) eines Unionsbürgers, die die günstigere Regelung von Artikel 40bis des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 genießen?

Met de in beide samengevoegde zaken gestelde prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht na te gaan of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10, 11, 22 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 3 van het Vierde Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, met artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met de artikelen 7, 20, 21 en 45 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met de artikelen 18 tot 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met de artikelen 2, 3, 7, 8 en 24 van de Richtlijn 2004/38/EG van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.
Mit den in den beiden verbundenen Rechtssachen gestellten Vorabentscheidungsfragen wird der Gerichtshof gebeten, die Vereinbarkeit der fraglichen Bestimmung mit den Artikeln 10, 11, 22 und 191 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit den Artikeln 8 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 3 des vierten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, mit Artikel 12 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, mit den Artikeln 7, 20, 21 und 45 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union, mit den Artikeln 18 bis 21 des Vertrags über die Arbeitsweise der Europäischen Union (AEUV) und mit den Artikeln 2, 3, 7, 8 und 24 der Richtlinie 2004/38/EG vom 29. April 2004 über das Recht der Unionsbürger und ihrer Familienangehörigen, sich im Hoheitsgebiet der Mitgliedstaaten frei zu bewegen und aufzuhalten, zu prüfen.

Een jaar nadat de lidstaten hun tweede jaarrapport hebben ingediend, brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze verordening.
Ein Jahr nach der Vorlage des zweiten Jahresberichts durch die Mitgliedstaaten erstattet die Kommission dem Europäischen Parlament und dem Rat über die Umsetzung dieser Richtlinie Bericht.

2. Dit verslag wordt bijgewerkt nadat de lidstaten het vierde jaarverslag hebben ingediend.
(2) Der Bericht wird nach der Vorlage des vierten Jahresberichts der Mitgliedstaaten aktualisiert.

– (EL)Mevrouw deVoorzitter, commissaris, dames en heren, ik heb om dit verslag gevraagd nadat ik de volgende ontdekking had gedaan.Hoewelin de 20 eeuw meer dan 1,5 miljoen mensen wereldwijd zijn omgekomen door aardbevingen en een nog hoger aantal daardoor zijn gewond geraakt; hoewel aardbevingen de één na dodelijkste natuurrampen ter wereld zijn; en hoewel van 2002 – 2007 aardbevingen de vierde meest frequentenatuurrampen in de lidstaten en de kandidaat-landenzijn geweest, hebben wij in de EU slecht sporadisch en oppervlakkig gereageerd op dit probleem en dat slechts tegen de achtergrond van andere natuurrampen.
– (EL) Frau Präsidentin, Herr Kommissar, meine Damen und Herren! Ich hatte darum gebeten, diesen Bericht ausarbeiten zu dürfen, nachdem ich die folgende Entdeckung gemacht hatte: Obwohl im 20. Jahrhundert weltweit 1,5 Millionen Menschen bei Erdbeben getötet und viele weitere verletzt wurden, obwohl Erdbeben die Naturkatastrophe mit der weltweit zweithöchsten Zahl an Todesopfern sind und obwohl Erdbeben im Zeitraum 2002-2007 die vierthäufigste Naturkatastrophe in den Mitgliedstaaten und den beitrittswilligen Ländern gewesen sind, reagieren wir in der EU nur sporadisch und am Rande sowie nur im Kontext anderer Naturkatastrophen darauf.

– (EL) Mevrouw deVoorzitter, commissaris, dames en heren, ik heb om dit verslag gevraagd nadat ik de volgende ontdekking had gedaan.Hoewelin de 20 eeuw meer dan 1,5 miljoen mensen wereldwijd zijn omgekomen door aardbevingen en een nog hoger aantal daardoor zijn gewond geraakt; hoewel aardbevingen de één na dodelijkste natuurrampen ter wereld zijn; en hoewel van 2002 – 2007 aardbevingen de vierde meest frequentenatuurrampen in de lidstaten en de kandidaat-landenzijn geweest, hebben wij in de EU slecht sporadisch en oppervlakkig gereageerd op dit probleem en dat slechts tegen de achtergrond van andere natuurrampen.
– (EL) Frau Präsidentin, Herr Kommissar, meine Damen und Herren! Ich hatte darum gebeten, diesen Bericht ausarbeiten zu dürfen, nachdem ich die folgende Entdeckung gemacht hatte: Obwohl im 20. Jahrhundert weltweit 1,5 Millionen Menschen bei Erdbeben getötet und viele weitere verletzt wurden, obwohl Erdbeben die Naturkatastrophe mit der weltweit zweithöchsten Zahl an Todesopfern sind und obwohl Erdbeben im Zeitraum 2002-2007 die vierthäufigste Naturkatastrophe in den Mitgliedstaaten und den beitrittswilligen Ländern gewesen sind, reagieren wir in der EU nur sporadisch und am Rande sowie nur im Kontext anderer Naturkatastrophen darauf.

(4) Krachtens artikel 6, lid 3, onder a), van de Vierde richtlijn treedt artikel 6 van die richtlijn in werking nadat er een overeenkomst is gesloten tussen de door de lidstaten opgerichte of erkende schadevergoedingsorganen betreffende hun taken en verplichtingen en de wijzen van terugbetaling.
(4) Nach Artikel 6 Absatz 3 Buchstabe a) der Vierten Richtlinie tritt Artikel 6 dieser Richtlinie in Kraft, nachdem die von den Mitgliedstaaten geschaffenen oder anerkannten Entschädigungsstellen eine Vereinbarung über ihre Aufgaben und Pflichten sowie über das Verfahren der Erstattung getroffen haben.