3. Wanneer een bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er op het grondgebied van een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die in strijd zijn met de bepalingen van deze richtlijn, of dat dergelijke handelingen van invloed zijn op financiële instrumenten die verhandeld worden op een gereglementeerde markt in een andere lidstaat, stelt zij de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat hiervan met de grootst mogelijke nauwkeurigheid in kennis.
(3) Ist eine zuständige Behörde überzeugt, dass Verstöße gegen die Richtlinie auf dem Staatsgebiet eines anderen Mitgliedstaates erfolgen oder erfolgt sind oder dass sich Handlungen auf Finanzinstrumente auswirken, die auf einem in einem anderen Mitgliedstaat gelegenen geregelten Markt gehandelt werden , so teilt sie dies der zuständigen Behörde des anderen Mitgliedstaates so konkret wie möglich mit.